WELKOM OP MIJN WEBLOG

Dit blog is in de loop der jaren veranderd. Ooit ging het vooral over de bibliotheek, nu gaat het meer over lezen en taal. (Wie denkt: de bibliotheek gaat toch óók over lezen en taal, ziet dat anders dan ik.) Ooit werd het elke dag bijgehouden, nu minder regelmatig. Wat hetzelfde gebleven is: opmerkingen zijn van harte welkom.

zondag 31 januari 2010

Wat ik las 36

Onderweg van Jack Kerouac moet ik al vaak in de kast hebben zien staan (op mijn werk) en ik zal het in de 10 jaar dat het er staat ook wel eens uitgeleend hebben, maar ik wist tot voor kort niets van het boek. Veel boeken, waaronder ook veel beroemde boeken, ontgaan me totdat iemand me er op wijst. Vaak moet ik er meer dan een keer op gewezen worden. Soms zal zelfs dat niet helpen, maar bij Onderweg (dat waarschijnlijk ook in Nederland beter bekend is onder de oorspronkelijke titel On the road) lukte het met een paar aanprijzingen: de nieuwjaarswens van Edwin, een stuk op BoekenDingen van een paar jaar geleden waar in die nieuwjaarswens naar verwezen wordt, en niet lang na Nieuwjaar een mooie blogpost van Ton de Kruyff over Kerouac. En Tenaanval noemde hem, zij het wat meer terloops, in een post over brieven schrijven. Dit bleek genoeg om in een rommelig brein als het mijne iets teweeg te brengen, nl. de gedachte: ik wil wel eens iets van die Kerouac lezen. De enige titel die op mijn werk van hem te vinden was, was Onderweg en dat nam ik mee. En nu heb ik het uit.

En ik moet zeggen: ik heb het met plezier gelezen. Naast plezier leidde het ook tot verbazing, tot een beetje treurigheid en tot enige woede, dus eigenlijk tot alles wat je van goede literatuur mag verwachten.

Het plezier kwam vooral door de stijl. Die past perfect bij het verhaal: snel, flitsend, ademloos, gehaast. Volgens de overlevering is het boek in drie weken geschreven en dat proef je erin. (Al proef je volgens mij óók dat er veel langer dan drie weken over nagedacht is en dat er aantekeningen moeten zijn geweest waarop het gebaseerd is. Anders was het nooit zo goed geworden.)

De verbazing kwam doordat ik me realiseerde dat de hoofdpersonen in het boek van de generatie van mijn ouders zijn en enkele jaren na WO I een leven leidden waarvan ik tot ik dit boek las nauwelijks iets wist en dat in 'onze kringen' niet voorkwam: een niet-burgerlijk leven van ongebondenheid, drank, drugs, muziek (jazz, bop), snelle auto's, seks, 'van de hand in de tand' leven, reizen, ontdekkingen. Dat in de jaren '70 van de 20e eeuw dergelijke ongebonden levens geleid werden wist ik wel, dat dat in Amerika al 30 jaar eerder gebeurde wist ik niet.

De treurigheid kwam doordat de mensen in het boek voortdurend op zoek zijn naar een nieuw, ander en beter leven, maar dat niet vinden. 'Verlichting' of hoe ik het moet noemen is wel tijdelijk of zelfs tamelijk langdurig te vinden: zolang je maar doorrijdt, doordrinkt, doorblowt, je blijft verwonderen over wat je ziet enz., lijkt het of je vrij bent en in contact staat met het 'hogere' of het 'ware' of hoe ik dát weer moet noemen, maar altijd komt toch weer een moment van stilstand, nuchterheid, besef dat het zo niet kan blijven. De plannen zijn prachtig, maar ze mislukken. De auto rijdt niet zonder benzine. De liefdes zijn hevig, maar kort. De vrouwen vallen voor je, maar gaan na een tijdje eisen stellen. Kortom: het leven lijkt een tegek feest, maar is het niet. Zoiets.

De woede kwam pas na een tijdje. Eerst voelde ik veel sympathie voor de hoofdpersonen: verteller Sal Paradise en zijn vriend Dean Moriarty. Dean is de grote plannenmaker, de man die tochten maakt van oost naar west en terug door Amerika en later ook naar het zuiden, naar Mexico. Sal en anderen volgen hem. Dean leeft alsof hij constant high is (en misschien is hij dat ook wel): intens en met groot enthousiasme. Zijn rijstijl is levensgevaarlijk, maar het loopt steeds goed af. Hetzelfde geldt voor alles wat hij doet: drank, drugs, seks, naar muziek luisteren, alles met volledige inzet en tot aan (of over) de verst mogelijk grens. Elke minuut volgepropt met belevenissen. Nachtenlang praten. Groot ontzag voor mensen die 'nergens mee zitten'. Slapen op de vloer van de auto als een ander achter het stuur zit. Van veel vrouwen houden, trouwen, scheiden, vanalles beloven, hier en daar een kind maken. En steeds komt hij ermee weg en kun je eigenlijk niet echt kwaad op hem worden omdat hij het zichzelf ook bepaald niet makkelijk maakt en het iets erg aanstekelijks heeft om iemand zo met volle overtuiging te zien proberen alles uit het leven te halen wat erin zit.

Mijn woede, of laat ik het liever ergernis noemen, richtte zich daarom ook niet direct op Dean Moriarty. Zoals hij beschreven wordt is hij iemand die niet anders kán leven dan zoals hij doet: altijd op zoek, altijd op weg. Maar opeens begon ik me te ergeren aan al die mensen die beweren dat dit een boek over vrijheid is. Want dat is het volgens mij helemaal niet, of in elk geval niet helemaal. Enerzijds niet omdat Dean eigenlijk geen keus had en anderzijds omdat zijn vrijheid onvrijheid voor anderen opleverde: b.v. her en der voor de vrouwen die de door hem gemaakte kinderen moesten zien te op te voeden en te eten te geven. Of voor de tante van Sal die af en toe weer eens 50 dollar moest sturen om eten van te kopen, of een buskaartje, of om een bekeuring te betalen. Of voor de vrienden die voor slaapplaatsen zorgden terwijl ze zelf nauwelijks ruimte hadden.

Ik realiseer me dat ik het verhaal niet echt naverteld heb. Voor wie het weten wil is het op internet op allerlei plaatsen te vinden. Of lees het boek zelf, als je dat niet allang gedaan hebt.

En voor de mensen die in Dean altijd een soort voorbeeld zijn blijven zien (en die misschien een beetje treurig zijn dat ze niet zo'n snel leven (meer) leiden): kennen jullie zijn favoriete schrijver eigenlijk al?

'(...) Sal, ik heb je massa's dingen te vertellen heb in feite met mijn eigen bekeken brein de hele rit door het ganse land aan één stuk door die tegek fantastische Proust zitten lezen en zo'n enorme hoop dingen uitgevogeld dat ik nooit TIJD genoeg heb om het je allemaal te vertellen (...).

zaterdag 30 januari 2010

Een jaar in 'postings' 3























Vorig jaar om deze tijd schreef ik twee stukjes met als titel 'Een jaar in postings'. Nu ik, wat ik toen ik die stukjes schreef (en nog wel vaker in het afgelopen jaar) niet verwachtte, toch weer een jaar heb volgemaakt als 'schrijverdezes', las ik ze nog eens door om te zien of ze me konden inspireren tot een stukje over dit tweede jaar. Ik ontdekte dat ze nog geheel van toepassing zijn op de huidige situatie. Dezelfde teleurstellingen, dezelfde postieve kanten. Zelfs het gebrek aan bloginspiratie is hetzelfde als dat van vorig-jaar-om-deze-tijd. De kleine verschillen zijn dat ik nu twéé jaar dit blog bijhoud en dat het aantal postings inmiddels ook ongeveer verdubbeld is, dat het blogverslaafd zijn misschien wat minder is geworden en dat er enkele nieuwe reagerende lezers zijn bijgekomen. Vooral dat laatste is belangrijk.

Maar wie wil weten hoe ik het afgelopen blogjaar ervaren heb, kan gewoon Een jaar in 'postings' en Een jaar in 'postings' 2 (her)lezen.

Zo, dat was nog eens een makkelijk stukje.


Foto: Flickr, gemaakt door rkramer62.

maandag 25 januari 2010

Kaart&boek 36























Kaart: Dick Bruna, z.t., 1966, Art Unlimited, Amsterdam

zaterdag 23 januari 2010

Wat ik las 35

Na Het lied van de dodo en Leven en lot, boeken die me beide vele weken kostten, had ik behoefte aan iets dat snel te lezen was en koos daarom Dorsvloer vol confetti van Franca Treur. Ik had er al hier en daar wat over gelezen en wist wat ik ongeveer kon verwachten: een boek over een meisje dat in reformatorische kring opgroeit op een boerderij in Zeeland. En dat bleken ook inderdaad de elementen van het boek: het meisje, het reformatorische geloof, de boerderij en Zeeland.

Het meisje is Katelijne, het enige meisje naast zes broers in het gezin Minderhoud. De broers en de vader praten aan tafel vrijwel altijd over het (boeren)bedrijf, Katelijne zit ertussen en denkt aan het bibliotheekboek waar ze in bezig is. De broers helpen de vader, Katelijne wordt geacht haar moeder te helpen met bedden opmaken en dergelijke. Pas als ze eens bij een vriendinnetje thuis komt waar meer meisjes zijn, merkt ze hoe een meisjeskamer hoort te zijn: roze en gevuld met prulletjes. Als ze het aan haar moeder vertelt krijgt ze een roze gordijntje en een dekbed met roze overtrek.

De vader is met overtuiging boer en vindt dat hij het mooiste beroep heeft dat er bestaat. Hij is er trots op dat hij al meer dan vijfentwintig jaar 'eersteklas melk' levert. De moeder werkt graag in haar bloementuin en denkt er wel eens over die open te stellen voor bezoekers, maar dat is zelfverheerlijking en daarom strijdig met het geloof. De boerderij ligt buiten het 'durp', vlakbij de duinen. In het durp gaat Katelijne naar de basisschool en daar is ook de kerk, maar ze moeten er niet aan denken er te wonen. De stad, Middelburg, ligt op fietsafstand, maar ze komen er zelden.

Het reformatorische, 'bevindelijke' geloof speelt een belangrijke rol in het leven van het gezin en daarmee in het boek. Ik vraag me af hoe het boek overkomt op mensen die dat geloof niet tenminste een beetje kennen. Zelf ken ik het niet uit eigen ondervinding, maar wel van dichtbij: op de middelbare school zat ik in een klas waarin ook meisjes uit reformatorische kerken zaten, meisjes met rokken en vlechten (in hogere klassen een knot) die op zondag niet mochten fietsen. Wij praatten dan wel over bijvoorbeeld uitverkiezing en bekeerd worden, zodat ik daar wel enigszins een beeld van had. Ook in mijn eigen familie waren oudtantes en -ooms die de 'zwaardere kerken' bezochten. Verder heb ik 't Hart en Siebelink gelezen. Toch leverde het lezen van Dorsvloer vol confetti nog wel wat verrassingen op, in het bijzonder in het taalgebruik. Een term als 'met een ingebeelde hemel ter helle varen' kende ik al van 't Hart (die overigens zelf niet uit reformatorische kring afkomstig is maar er af en toe wel over schrijft), maar de beschrijving van het avondmaal in de kerk bij Katelijne bevatte geheel nieuwe termen voor me. Alleen al daarom beviel het boek me. Ook Katelijnes oma spreekt diverse zinnen uit waarvan het fijn is dat ze een keer zijn vastgelegd. Wat ik bij Maarten 't Hart ook vaak gedacht heb: wat een geluk dat iemand de moeite heeft genomen dit op te schrijven, dat dacht ik hier ook.

De reformatorische wereld is een gesloten wereld, die niet zo vaak van binnenuit beschreven is, althans dat gevoel heb ik. Wie zich eraan onttrokken heeft schrijft er niet over, wie er bijhoort evenmin. Schrijvers als Siebelink en Treur zijn zeldzaam en dat geeft ze, voor mij althans, 'meerwaarde'.

Vond ik Dorsvloer vol confetti daarmee een goed boek? Niet echt. Ik vond het verhaal te rommelig en voor de stijl geldt hetzelfde. Ik reken het daarom tot wat ik voor mezelf 'sympathieke boeken' ben gaan noemen. En daarmee bevindt Treur zich in goed gezelschap: veel boeken van 't Hart, van Siebelink en van Koos van Zomeren vind ik 'sympathiek', zonder ze echt goed te vinden. Toch zijn het vaak juist die 'sympathieke boeken' die ik zo af en toe weer eens oppak.

De titel van het boek verwijst naar een op de dorsvloer gehouden bruiloft van een van de broers van Katelijne, die op jonge leeftijd 'moet' trouwen omdat zijn vriendinnetje (net zestien) zwanger is. Katelijne maakt met een perforator dozen vol confetti uit christelijke bladen als 'De Saambinder'. Wat dit voor onverwacht gevolg heeft moeten jullie desgewenst zelf maar lezen.


Naschrift: AvA wees me er in een reactie op dat Franca Treur is geïnterviewd in VPRO-Boeken. Hoewel de interviewer op (mij) irriterende wijze steeds maar probeerde hoofdpersoon en schrijfster met elkaar te vereenzelvigen (terwijl hij al na twee zinnen wist dat de schrijfster drie broers heeft en de hoofdpersoon zes) vond ik het toch zeker het bekijken waard. Zie hier. (Het gesprek met Franca Treur begint na ruim 18 min.)

Feestje? 2
















'Gisteren om deze tijd had ik nog geen enkel weblog (en eerlijk gezegd ook niet de behoefte er een te hebben)' schreef ik op 23-1-2007, toen de 23dingen mij dwongen er toch een te maken. Nu, in de 630e posting, sta ik even stil bij het 2-jarig bestaan van dit blog.

Misschien ga ik eerdaags nog een beetje terugblikken, maar zoals ik met nieuwjaar al schreef, daar ben ik niet zo goed in. Wat ik nu in elk geval wil doen is iedereen bedanken die in het afgelopen jaar een of meer keren op dit blog gereageerd heeft, in een reactie op het blog zelf, met een regeltje in een e-mail of met een mondelinge opmerking. Bloggen doe ik voor mezelf, omdat ik het (nog steeds) niet kan laten en om er iets van te leren. Of ik gelezen word door veel of weinig mensen weet ik niet en het interesseert me ook niet zo. Van onbekende lezers leer ik nl. niks, alleen van mensen die wel eens iets terugzeggen. Gelukkig waren er het afgelopen jaar diverse mensen die af en toe iets terugzeiden. Ik dank jullie daar hartelijk voor en voor jullie is de taart. Zonder jullie reacties was dit blog er niet meer geweest. Die reacties liepen uiteen van lange beschouwingen tot alleen een :-). Soms waren ze instemmend, soms niet. Ik vond ze allemaal fijn (hoewel de niet-instemmende misschien toch net ietsje fijner waren).

Een speciaal woord van dank is voor tachtigplusser, die een gastcolumn schreef.

Ik zei het vorig jaar ook al: gelukwensen zijn niet nodig. Ik vind verjaardagen meer confronterend dan feestelijk en ga daarom liefst zo snel mogelijk over tot de orde van de dag.


Foto hier gevonden.

donderdag 21 januari 2010

Onderweg



















Op The Denver Public Library's photostream op Flickr vond ik ook deze foto (vermoedelijk van plm. 1950), die ik te mooi vond om niet even over te nemen.

Boek&bieb 24



















De hoofdpersoon in Onderweg van Jack Kerouac ontmoet Dean Moriarty, die een grote rol in het verhaal zal gaan spelen. Dit weet ik alleen nog maar uit een bespreking, want ik ben net in het boek begonnen. Na enkele bladzijden las is dit over Dean:

In het Westen had hij een derde van zijn tijd in de biljartzaal, een derde in de gevangenis en een derde in de openbare bibliotheek doorgebracht. Ze hadden hem gretig, blootshoofds, met boeken onder zijn arm door de winterse straten naar de biljartzaal zien rennen, of in bomen zien klimmen om de zolderkamers van vrienden binnen te komen waar hij dagenlang zat te lezen of zich schuilhield voor de politie.

Die openbare bibliotheek moet, gezien het verhaal, haast wel in Denver gestaan hebben.


Foto van The Denver Public Library's photostream op Flickr

maandag 18 januari 2010

Wat ik las 34

Vandaag las ik het laatste stukje van het nawoord van Leven en lot van Vasili Grossman en had daarmee het boek uit. Ik zou er graag een bespreking over schrijven die het boek recht doet, maar ik zou niet weten hoe ik dat moest doen. Een keer lezen was er in elk geval niet genoeg voor, maar ook na drie keer zou het me waarschijnlijk niet lukken. Het boek speelt zich af op verschillende locaties, staat vol met Russische namen die ik door elkaar haalde, de verschillende verhalen hebben verbindingen die ik steeds vergat, de plaatsen had ik moeten opzoeken wat ik niet deed, en ga zo maar even door. Ik heb er een paar maanden over gedaan om het uit te lezen, waardoor ik aan het einde het begin allang weer vergeten was. Oorlog en vrede, waar het aan verwant is, heb ik niet gelezen. Van de geschiedenis van WO II weet ik onvoldoende. Maar dit alles verhinderde niet dat ik het boek toch zeer de moeite waard vond.

Het boek bevat een aantal verhaallijnen die elkaar af en toe raken, maar die voor mij toch vooral op zichzelf stonden, een beetje vergelijkbaar met, voor wie dat kent, Wolkenatlas van Mitchell. Sommige mensen komen in meer dan een verhaal voor, maar wat het boek vooral zijn eenheid geeft is de allesoverkoepelende situatie: WO II en dan in het bijzonder de strijd tussen Duitsland en Rusland, toegespitst in het beleg en de bevrijding van Stalingrad.

Wat het boek zijn grote kracht geeft (vind ik) is dat de schrijver mensen beschrijft zonder hen te beoordelen. Mensen blijken soms dapper, soms laf, soms denken ze aan een ander, soms alleen aan zichzelf. Op een keer verraad je een ander, later word je misschien zelf verraden. Soms vecht je, soms vlucht je. Je houdt van iemand maar later kan die liefde voorbij zijn. Kortom: de mens is een wezen dat door leven en lot bepaald wordt en we kunnen niet anders dan hem met verwondering en mededogen beschouwen en in de ander onszelf herkennen.

De manier waarop mensen zó beschreven worden dat je echt het gevoel hebt hun gedachtegang te kunnen volgen, vond ik heel bijzonder. Daarnaast zijn de verhalen soms erg indringend en aangrijpend, zoals het verhaal van de joden op weg naar het concentratiekamp en later naar de gaskamer. Of de brief die een joodse vrouw vanuit de Oekraïne aan haar zoon schrijft, wetend dat ze elk moment opgehaald kan worden om te worden doodgeschoten. Of het verhaal van die zoon, een atoomgeleerde die in ongenade valt bij de Partij en zijn werk niet meer kan uitoefenen en die dan opeens een onverwacht telefoontje krijgt waardoor alles verandert, en die daardoor zelf ook verandert. Of het verhaal van de moeder die hoort dat haar zoon gesneuveld is. Of het verhaal van de onkreukbare communist die door de geheime dienst wordt opgepakt en gemarteld. Of het verhaal van de commandant van een tankdivisie die tegen de zin van zijn superieuren eigenmachtig besluit de aanval even uit te stellen om levens te sparen. Of dat van het meisje dat, opeengepakt met vele andere vluchtelingen in een vastgevroren boot in de Wolga, achter een provisorisch gordijn haar zoon ter wereld brengt.

Het boek is erg mooi geschreven. Ik was in het bijzonder onder de indruk van de vele prachtige opsommingen. Het heeft wat betreft tijd en thematiek verwantschap met De Welwillenden van Littell. Maar waar ik De Welwillenden met moeite en alleen uit een soort plichtsgevoel las en toen ik het uithad dacht: dit wil ik nooit meer lezen, denk ik bij Leven en lot: dit moet ik zeker een tweede keer lezen.

Trek je vooral niets aan van de vele noten en de tientallen namen: ook als je niet alles en iedereen weet te plaatsen heeft het boek veel te bieden. Of trek je er wel wat van aan, zoek elke noot op en kijk bij elke naam wie het ook alweer was: het boek zal je dan ongetwijfeld nog meer bieden. Wie nooit romans leest, moet hier misschien maar eens een uitzondering maken. Het is in de eerste plaats een roman (of misschien een verzameling van romans), maar het heeft ook de sfeer van een reportage (de auteur is oorlogsjournalist geweest) en is tegelijk een psychologische studie. Wie juist graag romans leest moet het boek in elk geval proberen, zou ik zeggen.

Kaart&boek 35

















Kaart: Buzzz, Buchsaat, Inkognito, Berlijn

zondag 17 januari 2010

Boek&bieb 23













Een van de hoofdpersonen in Leven en lot van Vasili Grosmann is Krymov. Hoewel hij zichzelf beschouwt als overtuigd communist en trouw aanhanger van Stalin, wordt hij in 1943 opgepakt en opgesloten in de Loebjanka, de gevangenis van de Geheime Dienst in Moskou. Hij wordt (na enige tijd) onderworpen aan verhoren en martelingen. Tot mijn verbazing bleek in dit oord der verschrikking ook een bibliotheek te zijn. (Het is natuurlijk mogelijk dat die bibliotheek door Grossman bedacht is, want Leven en lot is geen geschiedenisboek maar een roman, maar ik ga er vanuit dat die bibliotheek er echt was.)

De dagen gingen voorbij zonder dat Krymov werd opgeroepen voor verhoor. Hij wist al wat en wanneer hij te eten zou krijgen, op welke tijden ze gelucht werden en wanneer ze in bad mochten, hij kende de rook van de gevangenistabak en de tijdstippen van de inspecties, hij wist ongeveer welke boeken er in de bibliotheek stonden, hij kende de gezichten van de bewakers en wachtte in spanning tot zijn celgenoten terugkwamen van een verhoor.

Een van zijn celgenoten leest later De moeder van Maxim Gorki. Ik neem aan dat het boek uit de bedoelde bibliotheek kwam.


Foto: het Loebjanka-gebouw te Moskou, gevonden op wikimedia.

Boek&bieb 22












Katelijne, hoofdpersoon in Dorsvloer vol confetti van Franca Treur, groeit als enig meisje tussen zes broers op in een orthodox-protestants gezin op een boerderij op Walcheren en houdt veel van lezen. In een gesprek met haar vriendin Suzanne gaat het over de bibliotheek:

Ze praten over hun plannen voor later. Suzanne zegt dat ze juffrouw wil worden, hoewel dat altijd Katelijnes bestemming is geweest terwijl Suzanne zei dat ze bejaardenverzorgster wilde worden, net als haar moeder vroeger.
Katelijne reageert gepikeerd. Ze zegt dat ze er niet meer aan moet denken om voor de klas te staan. (...)
Katelijne zegt dat ze in plaats daarvan in een bibliotheek zal gaan werken en ze vertelt Suzanne dat de meester haar onlangs na schooltijd een paar splinternieuwe boeken te leen heeft gegeven, die niemand nog gelezen had, hijzelf ook niet. Dat ze de instructie had gekregen om tijdens het lezen op te letten of er geen ruwe taal in werd gebruikt of vloeken of 'dingen die niet passen bij onze levensstijl', en ze had ze trots bij zich gestoken en achter elkaar uitgelezen, met altijd een potlood in de hand.


Waar Katelijne haar boeken verder vandaan haalt wordt in het verhaal niet duidelijk, behalve dat een keer sprake is van de kerkbibliotheek. Maar in een interview in Vrij Nederland (nr. 51/52-2009), waarin Franca Treur, Jan Siebelink en Maarten 't Hart worden opgevoerd als 'boegbeelden van de refo-lit', zegt Franca Treur:

Ik ging wel stiekem naar de Zeeuwse bibliotheek, maar er was niemand die mij vertelde wat goede boeken waren. Op de fiets begon ik al met lezen, dan had ik ze bijna al uit voor ik thuis was. En als kind ging ik naar de bibliobus die langskwam, toen mocht ik ook De vijf lezen. Maar niet op zondag. En verder al die christelijke shit, van die Goudelsje-boeken.

Omdat het boek speelt in de tijd dat Katelijne nog op de bassisschool zit, hierboven een foto van de Zeeuwse bibliobus 'Het Vlot' die tegenwoordig 2x per week Meliskerke, het dorp in de nabijheid waarvan Franca Treur is opgegroeid, aandoet. (In Katelijnes tijd zal hij er ongetwijfeld anders hebben uitgezien.)


Foto hier gevonden.

zaterdag 16 januari 2010

Toeval bestaat 2

















Nu de nationale tegenstellingen weer onder de witte deken vandaan zijn gekomen, net als (voor zover mijn blik reikt) de ongeveegde stoepjes, ga ik toch nog even vrolijk verder over twitcit. Zoals ik al schreef koos ik geheel toevallig een citaat over een koe in de wei op de dag dat de koeien de wei ingingen. Dat bracht me op het idee vaker iets toepasselijks te zoeken. Zo zocht ik o.a. iets bij Pasen, bij Koninginnedag en bij 5 mei. Ook maakte ik af en toe een serietje, zoals over de marathon, over de zee (toen mijn dochter met een zeiltocht meedeed), over sneeuw, over nieuwjaar, over drinken.

Het niet al te boeiende citaat dat ik voor Koninginnedag had gevonden bleek onverwacht confronterend te worden. Het kwam uit Afgang van J.J.Voskuil, ging over Koninginnedag 1984 en luidde aanvankelijk zo: 'Er was geen verkeer, het was een compacte, tussen de tafeltjes en kraampjes door dringende menigte (...).' Maar toen kreeg Koninginnedag een onverwacht verloop en kortte ik het in tot '(...) het was een compacte, tussen de tafeltjes en kraampjes door dringende menigte (...).'

Inmiddels zijn er meer Nederlandse citatentwitters gekomen: @Revetwalender, @GeheimDagboek en @Het Bureau. De laatste twee hebben heel wat meer 'volgers' dan twitcit en dat stemt tot bescheidenheid, maar dat dat voor de Revetwalender, die toch beslist het lezen waard is, niet geldt is weer een troost. Er zullen waarschijnlijk nog wel meer Nederlandse citatentwitters zijn, maar die heb ik nog niet ontdekt. En in het Engels zijn er vast heel veel.

De twit-citeerbaarheid verschilt sterk per auteur. Hans Warren b.v. blijkt erg veel zinnen geschreven te hebben die binnen 140 posities passen, zoals op @GeheimDagboek te volgen is. Die citaten zijn bovendien op datum, wat iets extra's geeft. Reve (@Revetwalender) levert ook mooie regels op, maar Voskuil (@Het Bureau) vind ik veel minder geschikt om op twitter te citeren, omdat hij zoveel dialogen schrijft. Auteurs die lange zinnen schrijven vallen meteen al af. Twitcit geeft dus noodgedwongen een eenzijdig beeld van de Nederlandse literatuur (nog afgezien van de vraag óf het wel een beeld van de Nederlandse literatuur geeft). Er zijn prachtige boeken waaruit geen twitterbare zin te halen valt en er zijn matige boeken waarin er wel tien kunnen staan. Regelmatig smokkel ik en verdeel een citaat of gedicht over meer tweets. Een beetje jammer daarbij is dat je dan van onder naar boven moet lezen, maar dat gaat bij de doorgewinterde twitteraar gelukkig vanzelf.

Ik probeer citaten op te nemen die 'in zichzelf' iets te zeggen hebben, die liefst een beetje representatief zijn voor de schrijver en die hopelijk ook een beetje nieuwsgierig maken naar die schrijver. Dat lukt niet altijd, maar af en toe ben ik toch wel tevreden met de gevonden regel(s). Pas heb ik de hele twitcit nog eens doorgelezen (iets waar je snel mee klaar bent) en vroeg me af welk citaat ik het mooiste vond maar daar kwam ik niet uit. Dit vind ik in elk geval een van de mooiste. En deze heeft ook wel wat...

Twitcit hou ik bij voor m'n plezier, maar ik vind het natuurlijk ook leuk als het gelezen wordt. Wie er eens een keer een reclametweetje voor wil plaatsen kan daarom rekenen op mijn dankbaarheid.


Foto hier gevonden.

dinsdag 12 januari 2010

Nieuwe ronde











Vandaag maakte de CPNB de titel bekend van het Nederland Leest-boek voor 2010: De grote zaal van Jacoba van Velde. Het boek is uit 1953 en ik heb het denk ik zo'n 30 jaar geleden gelezen. Ik herinner het me als mooi en droevig en ik ga het binnenkort maar eens herlezen.

Zoals de meeste lezers van dit blog zich nog wel zullen herinneren heb ik vorig jaar geprobeerd de CPNB ertoe te bewegen het Nederland Leest-boek (toen was dat Oeroeg) ook in een groteletterversie uit te brengen. Dat is, zoals jullie eveneens nog wel zullen weten, ondanks de naar mijn idee goede argumenten en 190 handtekeningen/steunbetuigingen, niet gelukt. Ik ben van plan het dit jaar nog een keer te proberen. Er komt tenslotte een nieuwe directeur bij de CPNB, die daar ongetwijfeld een nieuwe wind zal laten waaien.

Ik weet nog niet precies hoe ik het deze keer ga aanpakken, waarschijnlijk probeer ik wat meer 'bekende mensen' voor het plan te interesseren, als een soort comité van aanbeveling, want ik heb van de actie van vorig jaar wel geleerd dat je er met alleen argumenten, hoe overtuigend die ook lijken te zijn en hoeveel 'gewone' bibliotheekmensen er ook achter staan, niet komt. De handtekeningen zet gewoon nog een keer in want ik verwacht niet dat veel mensen er inmiddels anders over zijn gaan denken.

Inmiddels ben ik begonnen het actieweblog opnieuw aan te kleden, maar een nieuwe tekst moet ik nog bedenken.

Ik houd jullie op de hoogte.

maandag 11 januari 2010

Kaart&boek 34
























Kaart: Ram Katzir, SEFER/Boek, 2000, Joods Historisch Museum, Amsterdam

zondag 10 januari 2010

Toeval bestaat




















Nu alle nationale tegenstellingen bedekt zijn door een witte deken, de minister-president ons heeft opgeroepen tot het vegen van ons stoepje en de minister van Binnenlandse Zaken eigenhandig het strooizout verdeelt, wil ik geen spelbreker zijn en schrijf daarom vandaag een gezellig stukje zonder discussie of problemen: ik ga iets vertellen over twitcit. Nou is daar eerlijk gezegd niet zo veel over te vertellen, maar dat geeft niet, ik spin het gewoon een beetje uit en dan wordt het toch wel een stukje.

Twitcit zie je gedeeltelijk hiernaast ook staan onder 'kort maar krachtig' en is mijn 'citatentwitter' en momenteel tevens mijn enige zichtbare twitteractiviteit. Ik heb ook ongeveer acht maanden als 'schrijverdezes' getwitterd, maar ben daar inmiddels mee opgehouden.

Twitteren vond ik absoluut een ervaring en het had ook wel een paar leuke kanten, al was het alleen maar het opmerken van de verschuivingen in wat andere twitteraars meedelen: aanvankelijk veel 'huishoudelijke zaken', zoals wat men at en dat de was zo lekker wapperde; later meer mededelingen over culturele activiteiten: deze film gezien, dat concert bezocht. Daar tussendoor soms interessante wetenswaardigheden die ik dan met een sterretje markeerde om ze later nog eens op te kunnen zoeken, wat ik dan vervolgens maar hoogst zelden deed.

Aangezien mijn was nooit wappert (omdat ik hem binnen ophang), mijn culturele activiteiten spaarzaam zijn en ik zelden acuut iets wetenswaardigs te melden heb, was ik op twitter na enige tijd niet erg actief meer, afgezien van af en toe een kleine conversatie 'achter de schermen' (d.w.z. via direct messages), iets waar twitter niet echt voor bedoeld maar toch wel voor te gebruiken is. Verder werden mijn nieuwe blogposts automatisch op twitter aangekondigd. Dat leverde misschien wel eens een enkele nieuwe lezer op, maar die manifesteerde zich in elk geval zelden in een reactie en was dus wellicht uitsluitend een illusie. Al met al was er nog slechts een aanleiding nodig om met twitteren te stoppen en die deed zich voor toen twitter de mogelijkheid ging bieden 'lijstjes' te maken en veel twitteraars dat meteen met enthousiasme gingen doen.

Nu heb ik er om een of andere voor mijzelf ook onbegrijpelijke reden een enorme hekel aan om op lijstjes te staan (en vind ik het ook heel genant). Dus kreeg ik nogal de kriebels van die lijstjes (ook al scoorde ik bepaald niet hoog met het aantal lijstjes waar ik op stond), vooral toen er zelfs een lijstje kwam met 'bibliotwitteraars' en ook toen mensen schreven dat ze die lijstjes zo handig vonden omdat ze zoveel mensen 'volgden' dat ze ze eigenlijk niet meer allemaal konden volgen en daarom lijstjes maakten van de mensen die ze écht wilden volgen. Ik snapte dat allemaal best en natuurlijk is het handig dat je, als je niet weet wat je eens moet gaan lezen even je lijstje van over-boeken-twitteraars kunt langslopen, maar toch was mijn reactie: weg hier! En zo gedacht zo gedaan.

Bleef nog over mijn andere twitteraccount: twitcit. Daar was ik ongeveer tegelijk mee begonnen toen ik ook als schrijverdezes ging twitteren, met het vage idee dat ik op bescheiden schaal wel 'iets literairs' aan twitter zou willen toevoegen. Dat idee was aanvankelijk dus nog vaag, maar ik vertelde mijn plannetje aan iemand die ik toen net toevallig (digitaal) even sprak en die er meteen enthousiast op reageerde, en dat heeft waarschijnlijk de doorslag gegeven om het ook echt te gaan proberen. Want in vage plannen ben ik wel goed, maar in de uitvoering ervan veel minder. En toen ik het eenmaal geprobeerd had schreef diezelfde persoon er zo'n aardige (en veel te vleiende) blogpost over dat ik dacht: nu moet ik het in elk geval een tijdje volhouden. En dat volhouden is tot nu toe gelukt, wat me wel enigszins tot tevredenheid stemt.

En deze zelfde persoon had nog een derde keer invloed, met diezelfde blogpost, omdat ze schreef dat ik een toepasselijke lente-haiku op twitcit had gezet. Die 'lente-haiku' was volstrekt toevallig, omdat ik hem toevallig eens gelezen had had en hij toevallig binnen 140 posities paste, en het had voor hetzelfde geld een winter-haiku kunnen zijn. Maar nu kreeg hij ineens de uitstraling van een 'bewuste keuze' en wat die uitstraling nog versterkte was dat diezelfde avond op het journaal (waar ik normaal nooit naar kijk maar deze keer toevallig wel) te zien was dat de koeien voor het eerst weer de wei ingingen. Tja, en zo begon ik te denken dat het misschien wel leuk zou zijn om bij bijzondere dagen een bijpassend citaat te zoeken.

Waar ik het voor vandaag bij laat. Zo zie je maar weer dat je over een onderwerp waarover nauwelijks iets te vertellen is toch gerust een blogpost kunt schrijven, die je ook nog 's een volgende keer kunt vervolgen.

(O ja, en ik heb vorige week (vegetarische) erwtensoep gemaakt, waarmee een van mijn vage plannetjes voor het nieuwe jaar, die ik geen goede voornemens wilde noemen, is uitgevoerd. Het was in al zijn eenvoud zelfs een klein huiselijk succes.)


Foto: Flickr, gemaakt door: Sierag

zaterdag 9 januari 2010

Wie het weet mag het zeggen



















Ik heb een probleem.

ZB Digitaal schreef vandaag over een artikel uit NRC Handelsblad. Dat artikel gaat erover dat bij de Amerikaanse geheime diensten zoveel informatie binnenkomt dat zij slechts een procent ervan kunnen analyseren. ZB Digitaal besluit de post hierover met:

Een ding is zeker: informatiemanagement, en daarmee informatiespecialisten ook, wordt steeds belangrijker.

Wat ik me nu afvraag is dit. Als organisaties als de Amerikaanse geheime diensten al zo'n moeite hebben om hun informatiestroom te overzien, terwijl zij naar ik aanneem met velen zijn en zich naar ik ook aanneem alleen richten op een bepaald soort informatie, wat moet ik me dan voorstellen bij de term 'informatiespecialisten'? Het lijkt me uit het Amerikaanse voorbeeld duidelijk dat een informatiespecialist nooit maar dan ook nooit het hele veld van 'informatie' kan overzien. (Waarbij ik er voor het gemak maar even vanuit ga dat dat verhaal over die geheime diensten klopt.)

Ik begin meer en meer te denken dat een informatiespecialist in onze voortdurend informatie producerende maatschappij in de eerste plaats een specialíst zou moeten zijn. Ik bedoel daarmee: iemand die veel weet van een segment van de samenleving: van wetenschap of van sport of van literatuur. En daarbinnen misschien zelfs ook weer van een segment: van medische wetenschap, van voetbal, van Nederlandstalige literatuur. En misschien moet je het nog wel verder verfijnen: onderzoek naar hartziekten, eredivisievoetbal, Nederlandstalige literatuur tussen 1945 en 1990. Ik noem maar wat.

Snapt iemand waar ik heen wil? Ik vraag me ernstig af of het mogelijk is 'informatiespecialist' te zijn zonder ook ergens in gespecialiseerd te zijn. Met ander woorden: hoe kun je oordelen over de waarde van informatie zonder kennis te hebben van het terrein waarover die informatie gaat? Waar ben je dan precies specialist in?

'Vroeger' kon je als bibliothecaris/informatiespecialist nog denken: deze uitgeverij geeft goede boeken uit, dit tijdschrift is gezaghebbend en deze krant brengt meestal betrouwbaar nieuws. Dat kun je nu waarschijnlijk ook nog wel denken, zij het misschien met wat meer voorbehoud, maar naast boeken en tijdschriften en kranten heb je nu ook het internet dat een gigantische stroom informatie over ons uitstort in de vorm van artikelen, blogs, tweets, reacties op forums, enz. enz. en daarbij komen nog je persoonlijke informatiestromen d.m.v. gesprekken, e-mails, tweets, facebookberichten, enz., die soms overlap vertonen met, iets toevoegen aan of heel andere informatie bieden dan andere kanalen. Al met al kan volgens mij een generalist met een helicopterview een deel hiervan misschien nog wel een klein beetje overzien, maar diezelfde generalist kan eigenlijk alleen nog maar iets nuttigs zeggen voor zover het een onderdeel betreft waarvan hij zelf toevallig iets meer weet dan de meeste mensen.

Pas als je goed thuis bent op een bepaald terrein kun je informatie beoordelen op zijn waarde en kun je de verantwoordelijkheid nemen om tegen klanten te zeggen: voor het onderwerp waar u iets over wilt weten kunt u daar en daar eens kijken. Misschien ben je ook als niet-deskundige wel in staat om mensen te wijzen op een aantal bronnen, maar wat hebben die mensen daaraan als ze vervolgens niet weten welke ervan ze kunnen vertrouwen? Ze beschikken dan wel over meer informatie, maar zijn in feite nog net zo ver als toen ze begonnen. Het doet me een beetje denken aan iemand die aan je vraagt: weet u misschien een goede bakker hier in de buurt? En dat je dan zou antwoorden: als u naar rechts gaat komt u bij een winkelcentrum. Inderdaad, de kans bestaat dat in een winkelcentrum een bakker zit, maar voor een goede bakker moet je misschien wel naar links. Heeft iemand wat aan zo'n antwoord? Daar kun je verschillend over oordelen, maar ik betwijfel het.

Is mijn probleem een beetje overgekomen? Ik hoop het maar, en ik kan altijd proberen het nog wat toe te lichten. Laat ik het voorlopig zo samenvatten: is de informatiespecialist zoals hij/zij nu wordt opgeleid nog wel in staat om de huidige informatiehoeveelheid zodanig te overzien en op waarde te schatten dat hij/zij er anderen in kan adviseren? Of hebben we voor de informatievoorziening in (of door) de bibliotheek échte specialisten op een bepaald terrein nodig, zoals ze nu al in universiteitsbibliotheken of als vakreferent in grote openbare bibliotheken te vinden zijn? Met de huidige digitale mogelijkheden moet het toch mogelijk zijn vragen uit het hele land te laten beantwoorden door b.v. twintig infospecialisten op medisch terrein en vijftien kenners van de sportwereld? (Ik noem zomaar een paar aantallen.) En zijn de 'gewone' infospecialisten aan de balie dan vooral de mensen voor de eenvoudige vragen, die je verder zo nodig kunnen doorverwijzen? Een beetje zoals de huisarts en de specialist, waarbij het helemaal niet gaat om wie belangrijker is maar om wie ergens het meest van afweet? En is de opleiding tot informatiespecialist voor dat eerste 'consult' dan in ieder geval wél toereikend? En zo ja, heeft iedereen achter de balie (of rondlopend in de bibliotheek) dan die opleiding (of een vergelijkbaar kennisniveau)?

Of is het misschien gewoon bijna afgelopen met de bibliotheek als plaats waar je naartoe gaat voor (advies over) betrouwbare informatie? Omdat de kleine vragen meestal wel via Google beantwoord kunnen worden en je de grotere liever stelt aan je leraar op school of aan je zus die er in gestudeerd heeft of aan je buurman die echt álles van voetbal weet?

Informatiespecialisten, niet boos worden a.u.b.! Ik ben zelf geen informatiespecialist en niet eens een degelijk opgeleide bibliothecaris. Ik vraag dit dus puur uit onwetendheid over het vak en ik maak vast en zeker een denkfout en zal, als iemand dat overtuigend weet aan te tonen, de eerste zijn om toe te geven dat mijn probleem helemaal geen probleem is.

(Hetzelfde probleem stelde ik trouwens al eerder aan de orde.)


Foto: Flickr, gemaakt door: Hanoi Mark

vrijdag 8 januari 2010

Plek zat























Op LibraryLingo las ik een stuk over 'kantoorzwervers' en hoe de bibliotheek die onderdak zou kunnen bieden. De term komt uit de Volkskrant. NRC Handelsblad noemde deze groep ooit al eens 'werknomaden'. Ik citeer LibraryLingo:

Voilà, waarom zouden bibliotheken nog verder zoeken naar hun rol en functie in de 21e eeuw. Hier wordt die op een presenteerblaadje aangeboden. Ik had er zelf ook al eens eerder over geschreven, maar nu zegt de Volkskrant het ook: de bibliotheek is een mooie alternatieve kantoorplek, nou ja, de OBA dus. Er is een tekort aan vrij toegankelijke openbare ruimtes, aan 'derde plekken'. Dit is de soort ruimte die geen kantoor is -tweede plek- en geen woning -eerste plek.

Ik heb zelf ook een tijdlang gedacht dat de bibliotheek dergelijke zwervende werkers best een plaats zou kunnen bieden. Ik denk dat eigenlijk nog wel, want evenmin als je 'echte' zwervers maar moeilijk kunt weigeren, kun je dat met kantoorzwervers doen. Zelfs het argument 'de andere bezoekers hebben last van uw geur' is in dit geval niet bruikbaar. De bibliotheek is een openbaar gebouw, dus wie zich een beetje gedraagt moet er mogen zitten.

Maar dat het onderdak bieden aan kantoornomaden de rol van de bibliotheek in de 21e eeuw zou moeten worden, daar kan ik me toch niet zo erg in vinden. De bibliotheek als 'derde plaats', dat lijkt me beslist iets, maar wat hier wordt beschreven is volgens mij geen derde plaats, maar gewoon een mobiele tweede plaats, nl. een werkplek. Een derde plaats is, in elk geval volgens de omschrijving van de man die de term heeft geïntroduceerd, Ray Oldenburg, toch iets anders:

Derde plaatsen bestaan uit openbare plekken waar mensen informeel bijeenkomen en waar conversatie de belangrijkste activiteit is. Vaak gaat het om horeca-achtige voorzieningen als koffiehuizen, terrassen, pubs en saloons, maar het kan ook gaan om bankjes op een plein, een buurtwinkel, kapper of wasserij. Niet elke openbare gelegenheid verdient volgens Oldenburg het predikaat derde plaats; daarvoor moeten ze zich wel op neutraal terrein bevinden (niet thuis, niet op de werkplek), als sociale gelijkschakelaars functioneren (iedereen is welkom, rijk en arm praat er met elkaar), een speelse atmosfeer kennen en stamgasten hebben die de toon zetten. Men neemt er de wereld en elkaar door, men beoordeelt wat deugt en wat niet deugt, in een setting waarin het bekende en het nieuwe bij elkaar komen. (Uit: Marianne van den Boomen, Leven op het net).

Natuurlijk is iedereen vrij om de derde plaats te omschrijven zoals hij/zij dat zelf wil en het gaat me dan ook niet zozeer om het vervagen van het begrip als wel om het feit dat wat hierboven staat me veel meer aanspreekt als 'bibliotheekfunctie van de 21e eeuw' (d.w.z. als een van de bibliotheekfuncties) dan het beschikbaar stellen van werkplekken voor zzp-ers. Hoewel ik inzie dat een bibliotheek voor een zzp-er een prettige werkomgeving kan bieden, vraag ik me af waarom de laptopwerker door de gemeenschap in staat moet worden gesteld onder een zwaar gesubsidieerd dak zijn werk te komen doen, met gratis internet en thuis de verwarming laag (dat laatste zie ik dan uit milieu-oogpunt wel als positief). En waarom eigenlijk alleen plaatsen voor laptopwerkers? Als ik nou toevallig als zzp-er kinderkleertjes voor mijn internetwinkeltje maak, waarom mag ik dan niet in de bibliotheek komen werken? Herrie, zegt u? Niks hoor, mijn ultra-moderne naaimachine hoor je helemaal niet. Rommel? Ruim ik allemaal zelf op, terwijl ik vaak genoeg zo'n laptopper zie vertrekken met achterlating van een tafel vol lege koffiebekertjes, terwijl niemand daar iets van zegt. Discriminatie, dat is het. En ik ben nog wel líd van de bibliotheek en een heleboel van die zzp-ers echt niet.

LibraryLingo geeft nog als argument:

Hoeft volgens mij helemaal niet veel te kosten, beetje herinrichtingskosten, langere en aaneengesloten openingstijden misschien, promotiekosten, maar dan haal je ook een hele nieuwe doelgroep binnen en dat is wel wat waard.

Zouden die zzp-ers dan ook, omdat ze het gebouw zo prettig vinden ineens boeken gaan lenen of naar lezingen komen, of naar het voorlezen met hun kinderen? Of is het alleen al fijn dat we ze mogen meetellen als 'bezoeker''? Dan weet ik nog wel een paar manieren om mensen binnen te halen. Het lijkt mij dat we er als bibliotheek toch in de eerste plaats naar moeten kijken of die mensen ook iets bij ons komen doen dat het rechtvaardigt dat zij de samenleving geld kosten. Of bieden we die plaatsen kostendekkend aan? Ik vrees dat er dan niemand meer komt...

Maar misschien zitten er positieve kanten aan het zzp-ers binnenhalen die ik nog niet zie. Dat zou natuurlijk heel goed kunnen. Of was het stuk op LibraryLingo misschien ironisch bedoeld en heb ik dat niet begrepen?


Foto: Flickr, gemaakt door: hddod

woensdag 6 januari 2010

Kaart&boek 33 + alweer een pleidooi























Mijn stukjes (dit en dit) over het boekenmuseum waren een klein uitstapje, omdat ik er door het woord 'boekenmuseum' ineens aan moest denken dat de bibliotheek dat eigenlijk best een beetje zou kunnen zijn: een plaats waar de 'uiterlijke schoonheid' van het boek getoond wordt. Natuurlijk realiseer ik me dat het tentoonstellen van boeken niet het belangrijkste is van wat de bibliotheek doet of zou moeten doen.

Wat dan wél het belangrijkste is weet ik niet precies. 'Vroeger' zou ik waarschijnlijk mijn best hebben gedaan hier een mooi rijtje van belangrijke dingen op te schrijven: de bibliotheek als gids in informatieland, als ontmoetingspunt, enz. enz. Maar sinds ik me voorgenomen heb maar eens op te houden met politiek-correct over de bibliotheek te praten, zeg ik het maar zonder omwegen: ik vind dat het een van de belangrijkste taken van de bibliotheek is om zoveel mogelijk mensen er op te wijzen dat lezen iets is dat veel voor je kan betekenen en dat het lezen van 'literatuur' je op de lange duur meer te bieden heeft dan het lezen van 'lectuur'. Bepaald geen sterke zin en niet bruikbaar voor propaganda, maar wel duidelijk denk ik. Anders gezegd: de bibliotheek leert mensen lezen en de bibliotheek leert mensen iets goeds lezen.

Over wat 'goed' is kun je natuurlijk discussiëren en dat lijkt me een prima discussie. Een beetje in de sfeer van 'mag Pietje Bell in de bibliotheek?' en 'mogen strips in de bibliotheek?' maar dan natuurlijk anders. Uitgangspunt lijkt mij: alles mag, maar het een is wenselijker dan het ander. Sandwichmethode? Bruna-formule? Aldi-uitstraling? Hip, klassiek of tijdloos? Allemaal mogelijk en allemaal te proberen, maar het uitgangspunt zou steeds moeten zijn: we moeten de mensen ertoe brengen, aansporen, 'verleiden' voor mijn part, om meer te gaan lezen, of, wat ook kan: om misschien niet meer, maar wel vaker 'iets goeds' te lezen.

Oftewel: ik zou willen dat de bibliotheek zowel een plaats (fysiek en virtueel) als een instituut was waar lezen, en als onderdeel daarvan literatuur, hoog in het vaandel stonden. Daarom moet de bibliotheek, naast al het 'informatieve' en 'recreatieve' waar ze zich mee bezighoudt, altijd óók aandacht blijven schenken aan lezen. Niet om die andere dingen te overschaduwen of opzij te drukken of zelfs niet toe te laten (denk aan gamen), maar gewoon als iets dat zonder enige twijfel in elk geval óók in de bibliotheek hoort.

Let wel: het gaat hier niet om bezoekersaantallen of uitleencijfers, het gaat hier om 'volksverheffing' en om het uitdragen van een overtuiging, nl. de overtuiging dat lezen belangrijk is voor de ontwikkeling van mensen en misschien zelfs kan bijdragen aan een betere maatschappij. Die ontwikkeling en die betere maatschappij lijken mij toch de redenen waarom de bibliotheek, net als het onderwijs maar i.t.t. b.v. de Efteling, een gesubsidieerd instituut is. Niet elke bibliothecaris zal misschien van het grote nut van lezen overtuigd zijn en dat hindert ook helemaal niet, er is genoeg ander bibliotheekwerk te doen. Maar de bibliothecarissen die er wél van overtuigd zijn (en die dus, hoe kan het anders, zelf ook lezen), geef die in elk geval de kans hun overtuiging uit te dragen. Wie daarbij zegt: 'een boek lezen is natuurlijk veel beter dan achter de computer zitten', kan helaas toch niet meedoen, want dát is niet de bedoeling. Het gaat niet om beter of slechter, het gaat niet om concurrentie tussen verschillende manieren van informatie verwerven of van communiceren, het gaat er puur & alleen om dat lezen iets is dat de moeite waard is en waar iedereen daarom op zijn minst uitgebreid kennis mee moet maken, om daarna zelf te kunnen beslissen of hij/zij het de rest van zijn/haar leven wil blijven doen.

Ik bedoel hier niet het 'technisch' lezen, 'zeg maar' het lezen op wat vroeger AVI-niveau heette. Dat is natuurlijk heel nuttig, maar daar staat de bibliotheek een beetje buiten: dat is iets van de school. Maar tussen technisch lezen en 'echt' lezen zit een kloof die overbrugd moet worden en liefst zo vroeg mogelijk. Daarom moet je kinderen, zelfs als ze aan technisch lezen nog lang niet toe zijn, voorlezen. En daarom moet je ook kinderen die inmiddels technisch gezien een eindje gevorderd zijn (of zelfs een behoorlijk eind, óók op de middelbare school), vooral blíjven voorlezen. En daarom moet je kinderen zo snel mogelijk naast hun AVI-verantwoorde niveau-boekjes iets geven waarin misschien wel een paar (te) moeilijke woorden en zinnen staan, maar waarin wél iets verteld wordt dat zo fascinerend is dat je wel door móet lezen, ook al snap je niet elk woord. En als het echt nog te moeilijk blijkt, dan lees je het verder maar voor.

En lezen moet vooral niet iets zijn dat past in het rijtje van tandenpoetsen, groente eten en op tijd naar bed gaan, iets wat je elke dag verplicht moet doen 'omdat het goed voor je is'. Lezen is heus wel goed voor je, maar het moet toch in de eerste plaats horen bij de dingen die je doet omdat ze fíjn zijn: bij taart en patat eten en naar de dierentuin gaan en laat opblijven. Dat wil niet zeggen dat je een kind nooit moet dwingen te oefenen met lezen, want dat moet je wel degelijk doen als het niet uit zichzelf oefent. Maar het wil ook zeggen dat je er daarnaast altijd voor moet zorgen dat er een kant aan zit die die inspanning beloont. Voor een goed verhaal doe je meer moeite dan voor een snertverhaal, dus zorg voor goede verhalen. Zorg als bibliotheek dat je die in huis hebt (en dat de jeugdbibliothecarissen ze zoveel mogelijk zelf gelezen hebben) en zorg dat je ze onder de aandacht brengt van ouders, kinderen en leerkrachten. En zorg als ouders en leerkrachten dat je ze leent (en af en toe koopt).

Tot zover zal menigeen het wel met me eens zijn en misschien zelfs zeggen: maar dat gebeurt allang. Des te beter. Volgende keer meer.


Kaart: Herman Geurts (1954), z.t., 1994, Letterkundig Museum/Kinderboekenmuseum, Den Haag

zaterdag 2 januari 2010

Kaart&boek 32 + voorgoed voorbij























Ik weet niet precies hoe lang ik al klant ben bij boekhandel v/h Van Gennep. Ik schat een jaar of 10, maar misschien is het korter (of wie weet zelfs al langer). Ik weet nog wel wat de aanleiding was: de grootscheepse verbouwing van boekhandel Donner (tegenwoordig Selexyz-Donner), waar ik toen nog mijn boeken kocht. Donner was na die verbouwing zó groot en warenhuisachtig geworden dat ik de eerste keer dat ik er na de heropening kwam ineens naar buiten wilde en het er vervolgens (ik weet niet meer of het op dezelfde dag was, al zou dat natuurlijk het mooiste zijn) op waagde bij Van Gennep naar binnen te gaan. Ik kende Van Gennep al zolang ik in Rotterdam woonde, maar alleen van de buitenkant. Als ik wel eens over de Oude Binnenweg liep, keek ik graag even naar de, altijd bijzondere, etalage. Een extra attractie was de poes die daar vooral 's avonds vaak in lag te slapen. In mijn herinnering was het een rode poes, die Rosa heette, naar Rosa Luxemburg (die naam moet ik dus ergens gelezen hebben).

Maar naar binnen gaan durfde ik niet goed, omdat in de winkel nooit meer dan een enkele klant was en ik daar altijd een beetje zenuwachtig van word, vooral als ik alleen maar 'even wil kijken'. Maar toen ik me dus in Donner ook niet meer op m'n gemak voelde koos ik het minste van de twee kwaden en stapte bij Van Gennep over de drempel. Ik weet niet meer hoe dit eerste bezoek verlopen is, wie me te woord stond en of ik wat gekocht heb, maar het moet goed zijn afgelopen want ik ben er sindsdien vele malen geweest. Ik kom inmiddels ook af en toe wel weer bij Donner, maar mijn hart ligt toch bij Van Gennep en als daar een boek besteld moet worden dat ik bij Donner zo kan kopen, kies ik toch vaak voor het bestellen en nog een keertje terug moeten.

Toen ik de overstap eenmaal gemaakt had dacht ik: dit had ik veel eerder moeten doen. Ik kreeg bij Van Gennep desgevraagd leesadviezen, maakte eens een praatje over wat ik gelezen had, aaide de winkelpoes (inmiddels was dat een zwarte: Piet geheten) die vaak op de toonbank lag, kreeg een keer zomaar een espresso aangeboden, een andere keer, vlak voor Kerst, een glas wijn. Toen ik eens kwam informeren of de nieuwe Frida Vogels al was aangekomen stond de mevrouw van de boekhandel er al mee in haar hand en ik kreeg er ook nog een interview uit de Volkskrant bij, omdat ik die zelf niet lees (zoals ik al eens eerder vertelde).

De mevrouw van de boekhandel, dat was Maria Heiden. Er was nóg een mevrouw van de boekhandel: Andrea, die nu in Villa Augustus werkt, het hotel-restaurant waarvan de directeur van boekhandel De Drukkery in Middelburg, de winkel die onlangs is uitgeroepen tot boekhandel van het jaar, zegt dat hij zich erdoor geïnspireerd voelt, zoals op ZB Digitaal te lezen was. (Waaruit maar weer blijkt dat alles altijd met alles samenhangt).

Andrea maakte altijd de prachtige etalages, geïnspireerd door een thema of een bepaald boek of een schrijver die kwam signeren of door de Verborgen Tuinen-dag of een expositie in een Rotterdams museum. Er hebben zelfs mensen aan een tafeltje zitten eten in die etalage. Andrea heeft me verschillende boeken aangeraden die ik uit mezelf nooit gelezen zou hebben en dat waren vaak, hoewel niet altijd, boeken die me bevielen.

Er was ook nog een meneer van de boekhandel, dat was John, die meestal op zaterdag werkte en die ik dus misschien wel het vaakste zag. Met hem praatte ik graag even over wat we beiden zoal aan het lezen waren of net gelezen hadden. (Hij was de man die mij verloste uit een geestelijke crisis door te zeggen dat hij Nachttrein naar Lissabon óók vreselijk vond.)

Maar dé mevrouw van boekhandel Van Gennep was toch Maria Heiden. Maria Heiden, die je de indruk wist te geven dat ze er zelf na 35 jaar nog altijd een beetje verbaasd over was dat ze een eigen winkel had en die in een interview eens zei: ik denk dat ik misschien wel een boekhandel ben begonnen omdat ik als kind zo graag winkeltje speelde. Maar intussen was ze de spil van literair Rotterdam en deed naast al het werk voor de winkel nog allerlei andere dingen: ze had een column over boeken op Radio Rijmond, gaf lezingen en hield interviews. Omdat ik zelf van literair Rotterdam erg weinig afweet zijn dit dingen die ik alleen maar hier en daar gelezen heb, al twijfel ik er verder niet aan. Voor mij was Maria Heiden gewoon die aardige, belezen mevrouw van de boekhandel, die me soms iets aanraadde en die, als ik dat een keer niet zo goed bleek te vinden, zei: geef het dan maar terug hoor, dan hou ik het zelf wel of ik geef het een keer aan iemand cadeau. (Dat deed ik dan natuurlijk niet, maar aardig vond ik het wel.) En die, net als ik, erg onder de indruk was van In ongenade van Coetzee.

En toen ging Andrea weg, waarschijnlijk omdat het vertrek van Maria, die bijna 65 was, er aankwam. En toen ging Piet dood en toen Maria me dat vertelde moesten we allebei bijna huilen. En tenslotte ging Maria van de zomer zelf weg. (John is er nog wel.) De winkel is overgenomen door twee nieuwe mevrouwen-van-de-boekhandel, die ook best aardig en belezen zijn, maar aan wie ik nog steeds niet helemaal gewend ben. En toen een van hen me een keer een boek had aangeraden dat me helemaal niet beviel, zei ze niks over teruggegeven, maar alleen: het had wél een heel goede recensie hoor. En ik gaf haar groot gelijk, maar toch knaagde het een beetje.

Van het laatste half jaar dat Maria Heiden nog in 'haar' winkel, die toen haar winkel al niet meer was (ze was er nog een dag per week), werkte, is een film gemaakt die als titel haar lijfspreuk heeft: 'Leest en verrijkt uw geest.' De film duurt 50 minuten en wordt vanaf 17.00u vandaag (nu ik dit schrijf is het nog zaterdag) elk heel uur op TV Rijnmond uitgezonden. Het herhalen gaat door tot zondag 14.00u. Dit voor wie in REO (Rotterdam & Omstreken) woont. Maar je kunt hem ook op je pc zien: via de site van TV Rijnmond en dan rechts op LIVE TV klikken. Daarna is hij misschien nog wel te zien via Uitzendig Gemist van Rijnmond.

Voor wie de boekhandel en Maria Heiden kent is het zeker een aanrader, anderen zien er misschien niet zoveel in, maar het valt te proberen. Wat Maria in de film zegt over hoe ze zich een boekhandel voorstelde toen ze ermee begon, dat is ongeveer zoals ik zou wensen dat een bibliotheek was, of in elk geval óók was. Daarover later misschien nog iets meer.

Maria Heiden heeft ook enkele boeken geschreven, o.a. Mijn vader geboren in 1903, dat eerst in afleveringen op de Kinderpagina van NRC Handelsblad is verschenen, maar ook voor volwassenen heel geschikt is. (Ik vond het in elk geval erg leuk.)

Naschrift (zondag): met die herhalingen klopt toch iets niet, want nu is er iets anders te zien. Dus wie het nog wil zien moet even doorzetten...


Kaart: Stefan Verwey

vrijdag 1 januari 2010

Wat ik las 33

Zoals ik al zei heb ik geen goede voornemens omdat de ervaring me geleerd heeft dat die toch nooit lukken. Dat neemt niet weg dat ik wel wat vage plannetjes heb om dingen in het nieuwe jaar hier en daar een beetje anders (d.w.z. beter) te doen. B.v. dat ik volgend jaar de kerst-/nieuwjaarskaarten eens op tijd verstuur (ze liggen nu nog te wachten om beschreven te worden, gelukkig staat er geen 'Prettige Kerstdagen' op, zo slim ben ik inmiddels wel). En dat ik toegezegde appeltaarten echt ga uitreiken. En broodjes kaas echt ga eten. En vaker naar een museum ga. En met meer regelmaat ga strijken. En dat ik eindelijk weer eens (vegetarische) erwtensoep maak. En vooral: dat ik meer ga lezen. Ja, dat vooral.

Toen ik Het lied van de dodo aan het lezen was, nam ik dat, om het aantal weken dat het me zou gaan kosten niet al te groot te maken, ook mee naar bed. (Vaak lees ik in bed iets anders dan in de trein, maar sommige boeken vragen om een intensievere benadering.) Langzamerhand begon dat me toch een beetje te hinderen, niet vanwege het heen- en weer sjouwen want dat was al snel een gewoonte geworden, maar vanwege het feit dat ik op deze manier geen 'literatuur' las. Ik zet de term literatuur tussen aanhalingstekens omdat ik eigenlijk helemaal niet weet wat nou precies literatuur is. Maar ook al weet ik dat niet, ik voel het wel. Het is misschien een beetje zoiets als door drukte een week lang brood en pizza en een 'maaltijdsalade' van AH eten. Het stilt je honger en het smaakt ook helemaal niet slecht, maar langzaamaan begin je te verlangen naar iets anders, andijviestamppot of een linzenschotel of pasta met tomatensaus, niet speciaal iets bijzonders, maar wel iets 'echt warms'. Zo ongeveer verging het me met Het lied van de dodo: geen gebrek aan pagina's, geen gebrek aan gebeurtenissen, nut en relevantie boven elke twijfel verheven. Maar toch. Er ontbrak iets. Ik was me dat niet eens echt bewust, maar een zekere onrust én de nieuwsgierigheid naar een inmiddels aangeschaft boek, dat bovendien een dagboek was en dagboeken zijn mijn meest geliefde boeken-voor-in-bed, deed me besluiten het met de dodo dan maar wat langzamer aan te doen en in bed iets anders te gaan lezen: Een web van dromen - Keuze uit de dagboeken 1960-2003 van C.O. Jellema. En zoals je na twee happen van die linzenschotel weer weet wat je miste, wist ik het na een paar pagina's Jellema ook weer: mooie zinnen, woorden die met zorg gekozen zijn, niet alleen de bedoeling je iets mee te delen maar ook om in dat meedelen iets van schoonheid te leggen. Zoiets.

Ik heb de gedichten van Jellema leren kennen doordat iemand ze me jaren geleden eens aanraadde en ik ze toen voorzichtig begon te lezen. Voorzichtig omdat ze me moeilijk leken en dat zijn ze ook, al zijn ze niet echt ontoegankelijk. Voor zover ik ze begreep kon ik ze wel waarderen, sommige vond ik mooi, sommige regels eruit erg mooi. Ik heb ook eens, helemaal of voor een deel, dat weet ik niet meer, een bundel essays van hem gelezen: Oefeningen bij een beek. Wat daar in staat ben ik geheel en al vergeten, maar alles bij elkaar was het genoeg om, toen ik tot mijn verrassing het dagboek zag liggen, dat meteen te kopen.

Ik heb het alweer enige tijd uit en het staat me al niet zo goed meer bij en ik kan er weinig méér over vertellen dan dat ik het met veel genoegen gelezen heb. Het is mooi geschreven en ik kreeg het gevoel dat ik Jellema een beetje begon te kennen: zijn opvoeding, het standsbewustzijn dat zijn moeder op hem wilde overdragen, zijn twijfels en zekerheden over zijn dichterschap, het lange tijd tobben of hij als homoseksueel misschien toch maar met een vrouw moet trouwen, zijn verliefdheden, zijn relaties, zijn (nachtelijke) dromen, het denken over geloof en leven, wat hij vond van gelezen boeken, zijn (kortstondige) correspondentie met Maarten 't Hart. Het inzicht dat hij pas laat in zijn leven kreeg: dat zijn moeder altijd had geëist dat hij iets bijzonders zou zijn en worden, maar dat ze hem tegelijkertijd altijd het gevoel gaf dat hij nergens geschikt voor was, en hoe dat zijn leven bepaald heeft.

Een regel uit het boek zal me bijblijven, mede omdat ik hem overgeschreven heb:

De enige band tussen mensen is de situatie die hen samenbrengt.

Ik vraag me sinds ik die regel las af of het een dooddoener is of een diepe gedachte. Ik neig tot het laatste. En hoe dan ook, er zijn veel boeken waaruit me geen enkele zin is bijgebleven (mede omdat ik ze niet heb overgeschreven).

Voor het geval er onder de lezers van dit blog mensen zijn die de gedichten van Jellema (min of meer) kennen en waarderen: lees dan vooral ook Een web van dromen voor zover je dat nog niet gedaan hebt. Ook aan wie Jellema niet kent maar wel van dagboeken i.h.a. houdt durf ik het met enige aarzeling wel aan te raden.

Katharina: aan mijn bespreking heb je niks, maar ik heb een betere voor je: deze, van Marjoleine de Vos in NRC Handelsblad.

Kaart&boek 31 + nieuwjaarswens























Vorig jaar (ja, dit was alweer de tweede jaarwisselingop dit blog...) dacht ik met Nieuwjaar aan mijn oudtante en was mijn wens erg compact. Dit keer kwamen me de woorden van een buurman uit mijn jeugd in gedachten, die met Nieuwjaar placht te zeggen (wij woonden in Middelharnis en hij sprak uitsluitend Flakkees): 'Ik waanse je al wat waanselijk is.'

Ik sluit me graag bij hem aan. Hier en daar plaatste ik al een wensje op een blog van iemand die misschien ook dit stukje weer leest, maar een extra wens zal wel niemand storen. Daarom nu voor alle lezers van dit weblog:

Ik wens jullie alles wat wenselijk is!


Kaart: Good Habits, Bizarrworld, München