WELKOM OP MIJN WEBLOG

Dit blog is in de loop der jaren veranderd. Ooit ging het vooral over de bibliotheek, nu gaat het meer over lezen en taal. (Wie denkt: de bibliotheek gaat toch óók over lezen en taal, ziet dat anders dan ik.) Ooit werd het elke dag bijgehouden, nu minder regelmatig. Wat hetzelfde gebleven is: opmerkingen zijn van harte welkom.

zondag 30 mei 2010

Blogbrief uit Rotterdam-West (12)























Dag Henk,

Dit wordt een erg korte blogbrief en dat is niet omdat ik niet 'aan de beurt ben', maar omdat ik graag je mening wil vragen over iets dat al verwoord is op het blog van Astrid (mijn mening vind je in de reacties).

Ik vraag me af of ik de enige ben die denkt: niet alles hoeft op tv en deze reportage is daar een voorbeeld van.

Ik zou het fijn vinden als jij (en misschien ook andere lezers van deze brief?) er iets over wilde(n) zeggen, maar ik besef dat het bekijken van de bewuste reportage misschien teveel tijd vraagt. Voel je in elk geval niet verplicht!

Met hartelijke groet, schrijverdezes


Foto: Flickr, gemaakt door Count Count.

Wat ik las 49

In Zomertijd van J.M. Coetzee, dat ik onlangs las, kwam zijn debuut Schemerlanden uit 1974 ter sprake. Ik kende dat boek niet, maar het bleek in mijn kast te staan en ik kon er dus zo in beginnen. Ik vond het een verrassend boek. Ik ben benieuwd hoe het destijds besproken is, maar daar kan ik niets van terugvinden. Waar zijn de recensies uit het pré-digitale tijdperk gebleven, weet iemand dat?

De verrassing was dat ik het geen 'echte Coetzee' vond, d.w.z. de Coetzee zoals ik hem meende te kennen. Voor mij is Coetzee vooral de man die de eenzaamheid van de mens en het onvermogen de medemens te begrijpen beschrijft. En nou zie je maar weer dat het wel eens nuttig is (ik bedoel nu: nuttig voor mezelf) als je probeert iets over een boek op te schrijven, want toen ik de voorgaande zin aan het schrijven was dacht ik ineens: maar dat doet hij in Schemerlanden ook! Terwijl ik juist wilde gaan zeggen dat dat in Schemerlanden anders is.

Ja, hoe zit het nou? Eigenlijk is het vrees ik te moeilijk om uit te leggen, maar laat ik een poging doen. In Schemerlanden worden de eenzaamheid en het onvermogen meer verpakt in een verhaal, maar ze zitten er wel degelijk in. Ze troffen me minder omdat ze meer op afstand bleven, omdat het lijkt te gaan over mensen die zó anders zijn dan je zelf bent dat je je het niet hoeft aan te trekken. Zoiets. Maar waarschijnlijk, vermoed ik nu, is die afstand slechts schijn en moet je je het wel degelijk aantrekken.

Schemerlanden bestaat uit twee verhalen: Het Vietnamproject en Het relaas van Jacobus Coetzee. In Het Vietnamproject lezen we een verslag van Eugene Dawn, specialist in psychologische oorlogvoering, die een essay heeft geschreven over de vraag waarom het Amerikaanse leger er ondanks voortdurende bombardementen (het verhaal speelt in de jaren '70 van de 20e eeuw) maar niet in slaagt de oorlog in Vietnam te winnen. Zijn baas heet Coetzee en die geeft Dawn de opdracht zijn artikel te herschrijven, omdat het voor de legerleiding te moeilijk is. Terwijl Dawn daar mee bezig is verandert zijn verslag in een soort dagboek waarin we lezen dat hij zijn vrouw heeft verlaten en met zijn zoontje zijn intrek heeft genomen in een hotel. Hij wordt daar gevonden door de politie. Zijn vrouw is er ook bij en als de deur wordt ingetrapt steekt Dawn zijn zoontje met een mes. De rest van het verhaal vertelt hij vanuit een psychiatrische inrichting.

Het relaas van Jacobus Coetzee speelt omstreeks 1760. Jacobus is een afstammeling van Hollanders die zich in zuidelijk Afrika hebben gevestigd. Hij heeft een boerenbedrijf en beschouwt zich als ontdekkingsreiziger. Hij gaat op olifantenjacht en komt onderweg in aanraking met een Hottentottenstam, waar hij een tijd verblijft omdat hij ziek is. Aanvankelijk lijkt men hem goedgezind, later wordt hij vernederd en bestolen. Zijn bedienden, oorspronkelijk ook Hottentotten, laten hem in de steek en hij gaat alleen terug naar de boerderij. Het lukt hem om te overleven en de honderden kilometers te voet af te leggen. Later keert hij met een groep gewapende mannen terug om wraak te nemen op de Hottentotten.

Zo ongeveer was het, met de nadruk op ongeveer. Ik zou het boek (minstens) nog een keer moeten lezen om er beter verslag van te kunnen doen.

Wat me in het boek opviel, vergeleken met wat ik verder van Coetzee ken, is dat het weliswaar over individuen gaat, maar dat het wederzijds onbegrip iets lijkt te zijn van groepen: Amerikanen tegenover Vietnamezen, blanken tegenover Hottentotten. Misschien is het zo dat Coetzee in zijn latere romans heeft uitgewerkt dat dit onbegrip ook bestaat tussen alle individuen. Misschien, want ik weet het niet en het is me eerlijk gezegd te ingewikkeld. Wie Coetzee wil begrijpen zal hem moeten lezen en herlezen en blijven lezen en wie daar, zoals ik, te ongedurig voor is, zal hem niet (of slechts ten dele) begrijpen. Misschien zou het een goede keuze zijn om voortaan alleen nog maar Coetzee te lezen. Maar dat kun je ook zeggen van Céline, of Kértesz, of Proust. En stel dat je zo'n schrijver dan uiteindelijk begrijpt, wat heb je daar dan aan? Weet je dan beter hoe je moet leven? Vast niet. Dus ik lees maar weer gewoon op de oude voet verder. Aanrommelen, dat is het en dat zal het wel blijven.

Opmerkelijk vond ik dat in beide verhalen een Coetzee voorkomt, in het laatste verhaal zelfs meer dan een, omdat dat zgn. bezorgd en van een nawoord voorzien is door S.J. Coetzee en vertaald door J.M. Coetzee. Dat Coetzee een personage is in een door hemzelf geschreven boek, zoals in Zomertijd, is dus iets wat ook in zijn debuut al het geval was. Hoe het in zijn andere boeken is weet ik niet (meer). Wel neem ik aan dat de titel van de ter gelegenheid van zijn 70e verjaardag verschenen bundel J.M. Coetzee, persoon en personage, die ik nu aan het lezen ben (maar slechts ten dele begrijp) er iets mee te maken heeft.

(Katharina, ik heb mijn hoop op jou gevestigd voor wat meer inzicht.)


Zie hier voor een mooiere omslag van Schemerlanden.

Biebgeruis















Dit is de PATRULL luchtreiniger van Ikea. Wat zou het heerlijk zijn als hij desgewenst de geur van oude boeken kon verspreiden...

woensdag 26 mei 2010

Wat ik las 48

Het is nog maar een week geleden dat ik Plattegrond van een jeugd van Wanda Reisel uitlas, maar het is me nu al onmogelijk meer dan een paar kleinigheden te vertellen over de inhoud. Dat was zelfs al zo toen ik het aan het lezen was: halverwege zou ik het begin niet meer hebben kunnen navertellen. Dat zegt vooral iets over mij, over mijn geheugen en over mijn te onaandachtige manier van lezen. Het zegt ook wel iets over het boek. Tijdens het lezen vond ik het een aardig boek, maar het bood onvoldoende houvast om er iets van te onthouden. Nu zijn er heel wat boeken die ik tijdens het lezen géén aardig boek vind, en als een boek me een tijdje aangenaam bezighoudt waardeer ik dat, want wat is lezen meer dan proberen jezelf door middel van een boek aangenaam bezig te houden? Je kunt natuurlijk zeggen dat lezen je geest verruimt, je aan het denken zet, dat je er wat van leert, dat het je taalvaardigheid vergroot enz. enz., en dat is ook allemaal wel zo (d.w.z. af en toe), maar ik zou liegen als ik beweerde dat ik het daarvoor deed. Ik lees om niet aan iets anders te hoeven denken, zo simpel is het en zo simpel was het m'n hele leven al (vanaf dat ik leerde lezen). Lezen biedt je de kans (even) te ontsnappen aan het 'echte' leven.

Sommige schrijvers pakken je tijdens je poging tot ontsnappen genadeloos in je nekvel en zetten je terug op de plaats waar je nou net vandaan wilde. Coetzee bijvoorbeeld, of Bloem. Zij geven je niet de kans te vergeten dat het leven een hachelijke zaak is, integendeel, ze benadrukken het. Ze bieden slechts één troost: ze formuleren het prachtig. Maar dat is dan ook een troost waar je wat aan hebt.

Plattegrond van een jeugd biedt geen troost maar afleiding en dat is altijd welkom. Het boek bestaat uit stukjes over het huis waarin de schrijfster opgroeide, afgewisseld met andere verhalen, die vaak iets surrealistisch hebben, zoals b.v. dat een hoofpersoon steeds vaker woorden ziet in plaats van de dingen zelf. De stukjes over het huis, een huis met vijf verdiepingen en zestien kamers, waarvan de tuin grenst aan het Vondelpark, vond ik het leukst. Als ik het goed heb bestond het gezin uit vader, moeder en zes kinderen. Een zevende kind is verongelukt op Curaçao, waar ze vroeger gewoond hebben. Als Wanda vijf is komen ze in het huis aan de Van Eeghenstraat. Ze zijn joods maar dat blijkt in de dagelijkse gang van zaken eigenlijk alleen uit de vrijdagse maaltijd waarvoor Wanda altijd de tafel dekt. En er zijn familieleden vermoord in de oorlog, wat voor de kinderen op de achtergrond een rol speelt. Voor de ouders, die in de oorlog ondergedoken hebben gezeten, zal dit anders zijn geweest en het vormt een soort geheim zoals meer dingen van de volwassenen voor Wanda een geheim lijken waarvan ze vindt dat ze het moet ontdekken.

Het meisje Wanda is jongensachtig en trekt het liefst met jongens op. Wat me nog het best uit het boek bijstaat is dat een groepje kinderen (ze zullen een jaar of 10 geweest zijn denk ik) als indianen door de tuinen van de buurhuizen sloop, over hekken klom en soms door boze bewoners werd nageroepen. Ze kenden daar ook een mevrouw die een ezel in haar sousterrain hield en toen de ezel dood ging hielpen de kinderen haar om hem te begraven en kregen ze limonade. Volgens de schrijfster deden de avonturen in de achtertuinen niet onder voor die van dorpskinderen. Verder hield ze zich bezig met het houden van insecten in potjes, het doorsnijden van wormen e.d. Ook schreef ze verhaaltjes. De ouders gaven hun kinderen zo te lezen veel vrijheid.

Van Wanda Reisel las ik jaren geleden Een man een man, dat ik me herinner als een onderhoudend boek. Het is een schrijfster die me aangenaam weet bezig te houden, zonder diepe indruk na te laten. Laat ik haar bij de categorie 'sympathiek' indelen, samen met b.v. Koos van Zomeren.

zondag 23 mei 2010

Lezen&leren


















In de wetenschapsbijlage van NRC Handelsblad van dit weekend las ik in de rubriek 'kort nieuws' een stukje dat als kop heeft 'Boeken in huis stimuleren kinderen tot leren, met of zonder geleerde ouders'. Het gaat over een internationaal onderzoek dat zich uitstrekt over 20 jaar en waar 70.000 gezinnen bij betrokken waren.

Ongeacht inkomen, beroep of opleiding van de ouders blijkt dat als er thuis boeken zijn, kinderen gemiddeld drie jaar langer naar school gaan dan leeftijdgenoten uit gezinnen zonder boeken. Dit verschijnsel gaat op voor zowel westerse landen als voor China en Zuid-Afrika en geldt voor het heden en het verleden (voor zover het onderzoek strekt).

De onderzoekers maken onderscheid tussen het opleidingsniveau van de ouders en wat zij een 'scholarly culture' noemen, te vertalen als een huiselijke sfeer die nieuwsgierig maakt en aanzet tot leren. Zij beschouwen die als een zelfstandige grootheid en gebruiken het aantal boeken in huis als maat.
(...)
Het effect is onderaan de opleidingsladder het grootst en zwakt naar boven toe af. Bij kinderen van universitair geschoolde ouders is het effect gering.


Dat laatste snap ik niet goed (ik bedoel hoe dat invloed heeft op het gemiddelde van drie jaar), zoals er wel meer in het stukje staat dat me niet helemaal duidelijk is. Maar de conclusie dat boeken in huis iets te maken hebben met prestaties op school is natuurlijk wel erg leuk en ik denk dat die 'sfeer die nieuwsgierig maakt' er voor kinderen ook in de bibliotheek zou kunnen (of zelfs moeten) zijn. Als een soortgelijk onderzoek nou toch eens zou kunnen aantonen dat ook het regelmatig bezoeken van de bibliotheek, ongeacht opleiding e.d. van de ouders, zou leiden tot langer leren, dan zou dat subsidiegevers misschien kunnen beïnvloeden. Twintig jaar is wel een beetje lang, maar misschien kan het sneller.

Google bracht me bij het onderzoeksrapport, zie hier. Het kost helaas $ 31.50, anders had ik de conclusie wel even willen inkijken.


Foto: Flickr, gemaakt door: mliu92.

Wat ik las 47

Ik loop een beetje achter met mijn leesverslagen en Dagen van gras van Philip Huff las ik een week of zes geleden en ben ik inmiddels al weer bijna vergeten. Af en toe vraag ik me af waarom ik eigenlijk lees, want er blijft me nauwelijks iets van bij. Maar misschien is lezen gewoon net zoiets als eten: iets wat je (bijna) elke dag nodig hebt maar dat je je meestal al snel niet meer herinnert. Behalve een paar prachtige boeken dan, net als je eerste keer naar de Chinees of die goed gelukte preischotel toen je bezoek had of de heerlijke nieuwe aardappeltjes met jus van de buurvrouw, toen je zes was.

Dagen van gras hoort niet tot die paar prachtige boeken, maar ik vond het zeker geen onaardig boek. Ik weet het natuurlijk niet zeker, maar het lijkt me een boek dat heel geschikt is om op de middelbare school aan de leerlingen aan te raden. De schrijver is jong (van 1984, het boek is uit 2009) en zijn hoofdpersoon is nog jonger: 18.

Die hoofdpersoon, Ben van Deventer, is 9 maanden geleden ontslagen uit een adolescentenkliniek en woont nu in een steunwoning. In de kliniek was hij opgenomen vanwege een psychose.

Ben richt zich rechtstreeks tot de lezer en vertelt je zijn levensverhaal. Hij groeit op in een huis op Weldra, het landgoed van zijn grootouders. Met zijn opa kan hij erg goed opschieten. Er staat op het landgoed nog een huis en als Ben negen jaar is komen daar nieuwe bewoners. Er is een jongen bij, Tom, die een jaar ouder is dan Ben. Ze worden vrienden en doen veel samen tot Tom naar de middelbare school gaat. Ben mag van zijn moeder geen dingen doen die zij gevaarlijk vindt, maar o.i.v. Tom doet Ben ze toch. Ben gaat naar een andere middelbare school, maar buiten schooltijd zijn ze nog steeds veel bij elkaar. Bens vader heeft ooit een boomhut voor hem gemaakt, met twee kamers erin en daar verblijven Ben en Tom veel. Ze blowen er en experimenteren met paddestoelen. Ben heeft gitaarles, Tom drumt en ze maken samen muziek. De Beatles zijn al jaren hun favoriete groep. Bens vader is terug naar Engeland, waar hij vandaan kwam, en zijn moeder heeft een nieuwe vriend. Bens opa is gestorven.

Door een omvallende olielamp vat de boomhut vlam. Ben lag te slapen, maar wordt op tijd wakker en kan eruit komen. Hij weet niet of Tom er ook nog was. Ben komt in het ziekenhuis en hoort niets meer van of over Tom en neemt daarom aan dat hij dood is.

Na het ziekenhuis gaat Ben naar de adolescentenkliniek omdat hij in een psychose is geraakt. Als het beter met hem gaat, gaat hij naar De Dwars, een steunwoning, waar hij zijn verhaal opschrijft.

Het boek is zo geschreven dat het lijkt of Ben je alles mondeling vertelt en de toon is natuurlijk en 'vlot' op een (op een enkele uitzondering na) niet-irritante manier. Aan het eind vraag je je als lezer af of je misschien de hele tijd op een verkeerd spoor bent gezet en dat vond ik een verrassende, knappe wending. Al met al een heel aardig boek en als debuut wel 'veelbelovend' te noemen, zogezegd.

Zie hier de website over het boek.

vrijdag 21 mei 2010

Boek&bieb 30




















In Schemerlanden van J.M. Coetzee vertelt Eugene Dawn over een essay dat hij aan het schrijven is en dat adviezen bevat voor de psychologische oorlogvoering in Vietnam.

Ik ben aan mijn Inleiding begonnen. Het creatieve gedeelte doe ik 's ochtends; de middagen breng ik door met mijn bronnen in de kelder van de Harry S. Truman Library. Daar, te midden van de boeken, betrap ik mijzelf soms op een stemming die veel weg heeft van gelukzaligheid, de hoogste vorm van gelukzaligheid, intellectueel geluk (zulke types zijn wij mythografen). De kelder (of eigenlijk de subkelder, eem stadium in de neerwaartse expansie van de bibliotheek) is te bereiken via een wenteltrap en een galmende, zacht blauwgrijs gepantserde tunnel. Hij bevat de decimale klassen 100-133, die weinig in trek zijn bij de Truman-cliëntèle. De rekken lopen over rails om ruimte te besparen. De vier bewakingscamera's die de kelder bestrijken kunnen worden ontweken op onzichtbare plekken in de verschuifbare gangpaden; op deze onzichtbare plekken flirt, als dat het juiste woord is, een van de assistentes, een meisje wier naam ik niet ken, met mijn vriend die het toezicht heeft over de kelderafdeling. Ik keur dit niet goed en neem zelfs de moeite mijn afkeuring te laten blijken vanuit mijn kleine studienis, maar het meisje trekt zich niets van mij aan en Harry weet niet beter. Ik keur het niet af omdat ik roet in het eten wil gooien, maar omdat ze de draak met Harry steekt. Harry is microcefaal. Hij houdt van zijn werk; ik zou niet graag zien dat hij zich moeilijkheden op de hals haalt. Hij wordt 's ochtends naar de bibliotheek gebracht en 's avonds weer opgehaald door een neutraal gespoten minibusje van de orde van Onze Lieve Vrouwe de Heilige Maagd. Zelf is hij ook een onschuldige maagd, waarschijnlijk tot aan zijn dood. Hij gebruikt de onzichtbare plekken om te masturberen.
Mijn relatie met Harry is geheel naar genoegen. Hij houdt zijn planken graag netjes en heeft er een hekel aan, zo zie ik aan zijn hoofdschudden, als mensen er zomaar boeken afpakken. Daarom zorg ik ervoor, als ik boeken van de plank pak, hem te vermurwen door er voorgeschreven groene strookjes in te steken en ze keurig op het plankje boven mijn studienis te zetten. Daarna glimlach ik naar hem, en hij grijnst terug.



Foto van Harry S. Truman Presidential Library & Museum hier gevonden.

Boek&bieb 29























Onlangs werd 'Boek&bieb' een 'interessante rubriek' genoemd (nl. hier). Dat was natuurlijk vleiend , maar het schept ook wel een beetje verplichtingen. Nu zit ik met de vraag of een bibliotheek die helemaal geen bibliotheek is er eigenlijk wel in mag. Ik doe het toch maar. Dat het woord bibliotheek gebruikt wordt zegt toch ook iets.

In Plattegrond van een jeugd beschrijft Wanda Reisel het huis waarin zij opgroeide: een huis met 26 kamers en een tuin die aan het Vondelpark grenst. Een van de hoofdstukken in het gedeelte over de bel-etage heeft als titel 'Bibliotheek' en begint zo:

De spreekkamer en de kamer van de assistente die van oudsher de bibliotheek wordt genoemd, maar waarin geen boekenkast te vinden is, zijn van elkaar gescheiden door hoge schuifdeuren.
(...)
Ik ben op mijn zesde vaak in de bibliotheek te vinden om er met één vinger op de Olivetti Lettera te typen. Gedichtjes en kleine verhalen. Ik hou van letters en stempels, de typemachine, opstellen schrijven. Ik wil schrijver of journalist worden.



Foto hier gevonden.

Lezen 2.0











Het schrijven in bibliotheekboeken moeten we natuurlijk ten strengste afkeuren. Maar stiekem vond ik het bovenstaande toch leuk. Het stond in Het huis van Olga van der Meer.

donderdag 20 mei 2010

Zes dappere muizen























Deze boekenlegger vind ik net zo mooi als deze. Hij is niet in een boek gevonden, maar ik heb hem gekregen bij boekhandel v/h Van Gennep, alweer een paar jaar geleden, toen Maria, Andrea en John er nog alledrie werkten en kater Piet nog leefde, zoals allemaal op de boekenlegger te zien is (en waar ik hier over schreef).

Ik vond ook nog een bijpassend lied.


(Klik op de plaatjes voor het oorspronkelijke formaat.)

woensdag 19 mei 2010

Boek&bieb 28























In Zomertijd van J.M. Coetzee komt geen bibliotheek voor, maar wel een bibliothecaris, d.w.z. een bibliothecaris die er niet is geweest. Ex-collega Martin die tegelijk met de inmiddels overleden J.M. Coetzee universitair docent was, wordt geïnterviewd over zijn vroegere collega en vriend door de man die een biografie over Coetzee wil schrijven:

Heeft u het idee dat hij zijn leven in dienst van een beroep heeft gesteld waarvoor hij geen talent had?

Dat is een beetje te kort door de bocht. John was een volstrekt competente academicus. Een volstrekt competente academicus maar geen opmerkelijk goede docent. Als hij Sanskriet had gedoceerd was het misschien anders geweest, Sanskriet of een ander vak waarvan de conventies je toestaan een beetje droog en gereserveerd te zijn.
Hij vertelde me eens dat hij zijn roeping had gemist, dat hij bibliothecaris had moeten worden. Daar kan ik wel in meevoelen.



Foto: een wat oudere foto (die dus wat dichter staat bij de tijd waar het in het interview over gaat) van J.M.Coetzee, hier gevonden.

Boek&bieb 2 kwam ook uit een boek van Coeztee.

Wat ik las 46

Onlangs was er een Coetzee-festival. Daar was ik niet bij (en ik vraag me eerlijk gezegd ook een beetje af of het iets was waar men de schrijver een plezier mee deed), maar wel las ik, geheel toevallig (d.w.z. niet vanwege dat festival) ongeveer tegelijkertijd een boek van hem: Zomertijd.

'In het echte leven' is J.M. Coetzee onlangs 70 geworden (of wordt dat binnenkort, dat weet ik niet zo precies, het was de aanleiding voor het festival), maar in het boek is hij al overleden. De man die een biografie over hem wil schrijven gaat vijf mensen interviewen die in de jaren 1972-1977 een rol speelden in het leven van Coetzee, waarmee het boek een soort vervolg is op Jongensjaren en Portret van een jongeman. Het boek geeft de eerste versies van de vraaggesprekken, de interviewer legt ze voor aan de geïnterviewden, die hier en daar wijzigingen voorstellen. Ook zijn er wat aantekeningen en fragmenten van Coetzee zelf, d.w.z. de Coetzee die hoofdpersoon van het boek is, toegevoegd.

Uit het feit dat de Coetzee uit het boek niet meer leeft en de schrijver Coetzee nog wel kun je concluderen dat er geen sprake is van een 'echte' autobiografie. In welke mate de hoofdpersoon en de schrijver tóch overeenkomen is, in elk geval voor mij, niet na te gaan en dat weet waarschijnlijk alleen J.M. Coetzee zelf. Of de geïnterviewden op echt bestaande mensen gebaseerd zijn, die in het leven van de 'echte' Coetzee een rol hebben gespeeld weet ik evenmin.

We dienen dus het boek als een roman te beschouwen en, zoals het bij het lezen van een roman hoort of op zijn minst aan te raden is, niet te willen weten wat 'waar gebeurd' is en wat niet. Dat de hoofdpersoon J.M. Coetzee heet en een aantal dingen met de schrijver J.M. Coetzee gemeen heeft, zoals dat hij schrijver is en er een boek van hem verschijnt met de titel Schemerlanden en dat hij in Zuid-Afrika woont, wekt natuurlijk de indruk dat het boek nog meer autobiografische elementen bevat, maar hoe bepalend die zijn blijft gissen.

Ik vond Zomertijd een erg treurig boek. Net als In ongenade, wat ik nog steeds Coetzees meest indrukwekkende boek vind, en tevens een van de meest indrukwekkende boeken van alle boeken die ik las, gaat Zomertijd over het onvermogen van de mens om zijn medemens te begrijpen en iets voor hem te betekenen. Althans, ík vind dat het boek daar over gaat, een ander kan daar uiteraard anders over denken. Het boek gaat ook over Zuid-Afrika, over hoe mooi het daar is en hoe moeilijk het is voor een blanke om er te leven zonder zich te schamen en schuldig te voelen, eveneens een thema dat ik me uit In ongenade herinner.

De geïnterviewden vertellen eigenlijk meer over zichzelf dan over Coetzee. De rol die hij in hun leven speelde was dan ook niet zo groot. Er zijn vier vrouwen aan het woord: met twee van hen (Julia en Sophie) had hij een relatie, een is zijn nicht Margot, met een van hen (Adriana) had hij waarschijnlijk wel een relatie gewíld maar die wens was niet wederzijds. Sophie was tevens een collega-docent aan de universiteit. Dit laatste geldt ook voor Martin, die tevens een vriend was.

Het beeld van Coetzee dat uit de gesprekken ontstaat en dat aangevuld wordt door de door hemzelf geschreven fragmenten is dat van een sociaal onhandige, seksueel niet erg aantrekkelijke, eenzame man, die samenwoont met zijn vader in een bouwvallig huis en die aanvankelijk in zijn onderhoud voorziet door bijlessen Engels te geven. In zijn vrije tijd knapt hij het huis op, repareert zijn auto (wat ertoe leidt dat hij met zijn nicht Margot een nacht op het land moet doorbrengen, op 20 km. van het dichtstbijzijnde dorp) en schrijft gedichten en naar blijkt ook een boek: Schemerlanden (waarvan hij onverwacht een presentexemplaar voor Julia meebrengt). Later wordt hij docent aan de universiteit. Als docent is hij goed en gedegen, maar hij mist de gave om zijn studenten enthousiast te maken. Zijn literaire werk krijgt weinig aandacht in de interviews. Julia, Margot en Adriana kennen het niet of nauwelijks, de beide universitaire collega's kennen het wel maar spreken er niet al te lovend over.

Net zoals ik dat in Portret van een jongeman had, dacht ik: is dít de winnaar van twee Booker-prijzen en de Nobelprijs? Is dít de man van al die beroemde boeken? Hoe kan dat? Sinds wanneer is het beter met hem gegaan? Maar waarschijnlijk zijn dat de verkeerde vragen omdat ze er toch een beetje vanuit gaan dat sociaal onhandig en beroemd niet samen kunnen gaan. Misschien is dat wel een van de (vele) 'boodschappen' van dit boek: denk niet dat ik, omdat ik die prijzen gewonnen heb, ineens iemand ben die graag op festivals komt. Ik vertel wat ik te zeggen heb via mijn boeken en daar moeten jullie het maar mee doen.

Ik herinner me van inmiddels al weer heel wat jaren geleden een interview met Coetzee op de tv. Hij voelde zich duidelijk ongemakkelijk en antwoordde op sommige vragen iets als: dat kan ik zo niet zeggen, daar zou ik over moeten nadenken. Dat sprak me erg aan. Meteen een antwoord klaar hebben, zoals veel mensen dat kunnen, verbaast mij veel meer dan zeggen 'ik weet het niet'.

De stijl van Coetzee vind ik op de een of andere manier heel goed, maar ik kan niet zeggen waarom dat zo is (ook niet als ik er over nadenk). Misschien komt het doordat het een op het eerste gezicht onopvallende, enigszins afstandelijke stijl is, die daarmee prachtig aansluit bij de op het eerste gezicht onopvallende, enigszins afstandelijke romans, die je toch zo diep weten te treffen.

Om dit boek viel overigens ook af en toe te glimlachen, wat bij Coetzee tamelijk uitzonderlijk is. Maar de treurigheid overheerst: leven is een moeilijke opgave en onze medemens blijft een vreemde, hoe dichtbij hij ook kan zijn. Daar komt bij Coetzee nog bij dat het land van zijn jeugd, waar hij van houdt en waarin hij als kind gelukkig was op de boerderij van zijn grootvader (waar hij met nicht Margot, toen ze een jaar of 6 waren, afsprak dat ze later met elkaar zouden trouwen), een land is waar je eigenlijk niet van kúnt houden omdat het onrechtmatig verkregen is en er apartheid heerst.

Het boek wil denk ik ook iets (waarschijnlijk veel) zeggen over literatuur. De Coetzee in het verhaal is een man die geen al te grote indruk heeft gemaakt op de mensen die hem kenden. De 'echte' Coetzee heeft juist wél veel indruk gemaakt en is beroemd geworden. Dat is blijkbaar gebeurd via de weg van de literatuur. Om te weten te komen wat Coetzee denkt en wil vertellen zullen we hem moeten lezen. Vrolijker word je er niet van, eerder voelt het ongemakkelijk en weet je niet goed wat je ermee aanmoet. Maar dat iemand zó goed kan schrijven geeft toch altijd weer troost.

Lees hier de toespraak die Nelleke Noordervliet hield op het Coetzee-festival.

Het interview (door Wim Kayser) bleek ook nog te vinden, zie hier.

zondag 16 mei 2010

Blogbrief uit Rotterdam-West (11)


















Dag Henk,

Dank voor je blogbrief! Zoals de zaterdag voor mij brood- en kaashaaldag (ik twijfel over het streepje) is, is de zondag inmiddels blogbrievenschrijfdag geworden. Ik zou haast zeggen: een moment van bezinning, net als vroeger de kerkgang...

Ik ga graag naar het theater of de bioscoop, volg tv-series en hoor en lees graag verhalen over mensen, maar het lezen van boeken heeft voor mij een grote meerwaarde. schreef je.

En met dat laatste ben ik het helemaal eens. Met het begin van de zin niet, d.w.z. het is ook niet zo dat ik níet graag naar theater of bisocoop ga of verhalen van mensen hoor, maar het komt er zelden van dat ik het doe (het gaan) of dat het me overkomt (het vertellen). Met tv-series ligt het anders: daar hou ik echt niet van en áls ik naar de tv kijk is dat eigenlijk alleen in een toestand van grote lamlendigheid, die daar dan meestal niet beter van wordt. De enkele keer dat ik, b.v. als ik er iets over lees in de krant, denk: dit zou wel eens interessant kunnen zijn, laat ik er dus eens naar kijken, dan vergeet ik bijna altijd om dat ook inderdaad te doen. Heel soms kijk ik dan nog wel eens via Uitzendig gemist, maar dat is echt héél soms. Mijn huisgenoten kijken wel tv, dus ik vang wel eens wat op en soms ga ik er voor de gezelligheid even bijzitten, maar dat is dan alleen voor de gezelligheid en niet voor het programma.

Tegen film heb ik niets en het is zelfs (bijna) elke keer dat ik naar een film ga zo dat ik denk: dit zou ik vaker moeten doen, maar vervolgens duurt het weer een jaar of zelfs jaren voor het er van komt. De laatste film die ik zag was La Vie Moderne op aanraden van Astrid en ik vond hem erg mooi. Maar dat is inmiddels alweer een jaar geleden. Dus als je misschien een aanrader hebt? Dan kan ik weer eens gaan. Liefst een niet al te ingewikkelde film, want ik raak nogal snel de draad kwijt (misschien uit onbekendheid met het medium). Ik vergeet nogal veel, maar dit weet ik nog (en ik wist de titel van de film ook nog!): hoe ik, het zal zo'n 35 jaar geleden zijn, naar Klute zat te kijken (in de bioscoop) en na enige tijd het spoor geheel bijster was. Gelukkig was er toen nog pauze tijdens een film en kon ik daarin om opheldering vragen aan degene met wie ik daar was. Toen bleek me dat de hoofdrolspeelster gedurende het verhaal van kapsel was veranderd (ze had ineens krullen geloof ik) waardoor ik had gedacht dat ze iemand anders was.

Trouwens: ik zit te liegen. Niet bewust, maar uit vergeetachtigheid. La Vie Moderne was helemaal niet de laatste film die ik zag, want ik ben ook nog naar De helaasheid der dingen geweest, omdat mijn dochter en ik dat allebei een erg goed boek vonden. Zij vond de film ook goed, ik vond hem aardig, maar lang niet zo goed als het boek, iets wat ik eigenlijk ook al verwacht had. En ik heb ook nog Oorlogswinter gezien, zelfs met het hele gezin geloof ik. Misschien heb ik er wel over op mijn blog geschreven, ik ga eens even speuren... Ja hoor, en jij hebt er zelfs nog op gereageerd. Maar dat is van vóór La Vie Moderne. Zo'n blog is toch een heel aardig extern geheugen!

Lezen heeft grote meerwaarde, dat vind ik ook. Het is precies wat je zegt: bij film worden de beelden voor je ingevuld, als je leest kun je ze zelf bedenken. Maar wat je misschien gek zult vinden: ik lees eigenlijk nauwelijks voor 'de beelden'. Af en toe overkomt het me dat ik een verhaal dat ik aan het lezen ben ineens 'voor me zie' en dan denk ik: dit boek lijkt wel een film. Maar dat is maar heel af en toe en ik vind het elke keer wel weer een beetje bijzonder dat een schrijver dat voor elkaar krijgt: mij beelden voortoveren. Want meestal zie ik helemaal niks als ik lees. Er gaan gedachten door mijn hoofd, dat is het. Ik ken mensen die het heerlijk vinden om landschapsbeschrijvingen te lezen en zo'n landschap dan voor zich te zien. Ik heb dat nauwelijks en zo'n beschrijving duurt me al snel te lang. Ik lees om te weten te komen wat mensen dénken. Natuurlijk heeft wat ze meemaken en waar ze zich bevinden daar wel iets (of veel of wellicht alles) mee te maken, maar wat me het meest boeit is dat uiteindelijke resultaat: de gedachten van de beschreven mensen. Of zit ik nou te kletsen en kan dat helemaal niet? Dénk ik alleen maar dat het kan, op die manier lezen?

Wat in elk geval ook de meerwaarde vind van het boek boven de film en ook boven het met elkaar praten, is dat een boek, d.w.z. een goed boek, zorgvuldig geschreven is en dat de taal ervan uitstijgt boven spreektaal. En daarom is het, vind ik, ook niet zo dat sms-en en chatten en pingen en twitteren net zoiets zijn als lezen, want dat blijft allemaal spreektaal, weliswaar opgeschreven spreektaal, maar toch zeker geen 'schrijftaal'. En daarom moeten we als bibliotheek blijven proberen mensen (en in de eerste plaats kinderen) te laten zien wat die meerwaarde van het lezen van boeken is. En daarom is bibliothecaris een belangrijk vak en is de bibliotheek een belangrijk instituut. (Kan dit even genoteerd worden, dames en heren van de provincie en de gemeentes?)

Je schrijft dat je dingen met meer aandacht wilt gaan doen. Lukt het al? Mij lijkt het ook belangrijk, maar tegenwoordig is het niet zo gebruikelijk. Meer dingen tegelijk doen lijkt de norm. Afgezien van lezen en breien tegelijk (wat ik overigens nooit meer doe omdat ik niet meer brei) ben ik niet zo goed in het doen van meer dingen tegelijk. Ik zal tijdens het schrijven van een blogstukje of -brief zelfs nooit muziek aanzetten, omdat dat me al afleidt. Uit onderzoek schijnt gebleken te zijn dat het ook helemaal niet effectief is om dingen door elkaar te doen en dat je er minder tijd aan kwijt bent als je ze ná elkaar doet en dat ze dan ook nog beter lukken, maar elke multitasker zal wel denken dat hij/zij daar in elk geval een uitzondering op is.

In dit verband een vraag, en dan stop ik. Ik merk dat jij van veel van wat je onderneemt een fotoreportage maakt. Dat is in elk geval 'leuk voor later' én leuk voor de lezers van je blog en je relaties op Flickr, maar is het niet óók een vorm van je aandacht verdelen? Je kijkt om je heen, maar je denkt tegelijk: zou dit een leuk beeld opleveren? Ooit zei iemand tegen me: ik neem nooit een fototoestel mee op vakantie, want dan kijk je vooral naar je omgeving met de gedachte: zou dit een mooie foto zijn, en dan zie je niet hoe het écht is. Dat sprak mij zeer aan en het bepaalt nog steeds (bijna 40 jaar later) mijn verhouding tot het fototoestel, in elk geval ten dele. (Wat er op neerkomt dat ik wel een fototoestel meeneem of vakantie maar er spaarzaam gebruik van maak.) Een ander (jij?) zal meteen tegenwerpen: je kijkt juist veel aandachtiger als je foto's wil maken, je ziet juist méér.

Naast blogbrievendag is de zondag (zolang het het seizoen ernaar is) zeekraalsaladedag. Daar ga ik me nu maar eens mee bezighouden.

Als íets mijn blog gered heeft van een wisse ondergang dan is het wel onze blogbriefwisseling!

Op de (net even gemaakte) foto zie je een stukje van de nieuwe schutting en een uitlopende varen. Jammer dat de kikker die zich daar in de buurt ophoudt zich niet liet zien.

Tot schrijfs en hartelijke groet, schrijverdezes


Foto: eigen foto uit eigen achtertuin.

zaterdag 15 mei 2010

Rotterdam 2010-4


















Vanmiddag kocht ik zeekraal op de markt, bij de viskraam. De visboer wilde het zakje aangeven en zei: 'Alsjeblieft jongedame.' Mijn dochter die erbij was zei: 'Het is voor haar hoor.' En ik zei: 'Misschien bedoelde die meneer mij wel.' Waarop de visboer tegen mijn dochter zei: 'Ik ben toch háár aan het helpen?'

En toen vroeg ik me af: hoe oud moet je eigenlijk zijn voordat ze je op de markt jongedame noemen? De kaasboer zegt het ook, maar nog niet tegen mij. Maar dat zal wel niet zo lang meer duren...


Foto: Flickr, gemaakt door tdietmut. Zie hier voor haar serie over de R'damse centrum-markt. Dit is de kaaskraam waar ik altijd mijn 'oude boeren' koop.

vrijdag 14 mei 2010

Schokje 3























Dit 'plaatje' kwam ik tegen op het weblog over lezers, boeken, letters en cijfers, waarop vaker erg leuke dingen te vinden zijn (een aanrader dus). Ik vond het wel mooi aansluiten bij mijn stukjes n.a.v. Erwin Blom en de iPad (zie hier en hier).


Tekening: Paul Blow in The Guardian, hier gevonden.

Iets over duiden
















Mijn (blog)naam werd genoemd in een post van Jan Klerk en hoewel het niet per se een positieve verwijzing was, zie ik hem evengoed als een eer. En ik wilde er ook graag op reageren, maar dit is weer 's een zo'n blogstukje dat maar niet wil lukken. Ik heb al twee versies gemaakt en verworpen en ik zit nu wel weer te tikken maar weet nog steeds niet hoe ik het moet zeggen, zelfs niet eens precies wát ik wil zeggen. Hou dan gewoon je mond, zul je nu denken en daar zit beslist iets in en bovendien: de zon schijnt, ik heb een snipperdag, de gevelbewerkers zijn weg, de tuin moet van troep ontdaan worden, Coetzee wacht om verder gelezen te worden. Maar het is óók zo dat je soms iets 'in de groep kunt gooien' en dat iemand je dan een stapje verder helpt. Daar blog ik eigenlijk vooral voor, dus dat wil ik toch maar proberen.

Als jullie eventueel eerst de stukken van Edwin en Jan willen (her)lezen zou dat wel fijn zijn, dan kan ik die bekend veronderstellen. (Het zijn bovendien interessante stukken.)

Dat Jan met de termen 'duider' en 'moderne profeet' niet echt iets religieus bedoelde begreep ik natuurlijk ook wel. Dat ik zelf niet echt 'religieus' bedoelde is overigens ook zo. Maar 'duider' roept bij mij toch de gedachte op aan iemand die de betekenis van ontwikkelingen die je zelf niet kunt overzien aan je uitlegt en die je dan op zijn woord gelooft. En het interpreteren van ontwikkelingen in de maatschappij, in dit geval 'digitale ontwikkelingen', heeft voor mijn gevoel nogal veel te maken met de visie die je op de maatschappij hebt. Daarom zou ik graag eerst de maatschappijvisie van de 'duider' willen leren kennen voordat ik hem/haar als 'leider' zag. En ik zou ook wel willen weten wat tegenstanders van deze visie vinden. Nu is dat allemaal nogal veel moeite en het komt er daarom niet van dat ik zoiets ga uitzoeken, omdat ik daar geen tijd voor (over)heb en het voor mijn werk niet nodig is. En ik denk eigenlijk dat meer bibliotheekmensen er zo over denken. En dat vinden Edwin en Jan stom van die bibliotheekmensen, omdat ze zo de kans voorbij laten gaan een 'duider' te worden, of een gids op de 'informatiezee'. En het zou ('zomaar') kunnen dat Edwin en Jan daar gelijk in hebben.

Wat ik me nu afvraag is dit: kúnnen bibliothecarissen wel duiders worden of is dat eigenlijk misschien een beetje te veel gevraagd? En wat moeten ze dan precies duiden, de informatiestromen of de informatie zelf? Of allebei? En die mensen die Jan noemt (Seth Godin, Clay Shirky, John Battelle, Kevin Kelly), zijn dat gidsen voor bibliothecarissen of zijn het gidsen voor iedereen? Ik heb niets van hen gelezen en weet er dus ook niets van (ik zal binnenkort eens opzoeken wat Jan over ze geschreven heeft), en ik vermoed dat dat voor meer mensen geldt, dus misschien ben ik niet de enige die niet weet hoe we hen moeten zien.

En gesteld dat we vinden dat bibliothecarissen inderdaad in staat zijn gidsen in het huidige en toekomstige, en ongetwijfeld voortdurend veranderende, informatieland (of op de informatiezee) te worden, wat is daar voor nodig? Wat moet je daar voor leren? En verwachten we vervolgens dat men zulke gidsen dan ook inderdaad zal raadplegen? Of zullen de mensen gewoon meer en meer alles googelen en eventueel eens aan de buurman, hun dochter, de dokter of de kaasboer vragen wat die ervan vindt? Zelf heb ik nog nooit een bibliothecaris iets anders gevraagd dan waar ik een bepaald boek kon vinden. En verder ook wel eens iets omdat hij/zij ergens verstand van had, maar dan als mens zal ik maar zeggen, niet omdat hij/zij bibliothecaris was.

Dit was een eerste poging (nou ja, eigenlijk de derde dus) om een beetje te verduidelijken wat ik me door de stukken van Edwin en Jan heb zitten afvragen. Misschien volgt er nog eens eentje.

Tot slot dit: met de volgende regels van Jan ben ik het hartgrondig eens:

Ik krijg de indruk dat de door retail geïnspireerde pragmatici op dit moment meer indruk maken dan de 'ouderwetse' idealisten in het vak.

Ik wou dat je zoiets vaker las. Dat Jan en ik vervolgens verschillende idealen m.b.t. de bibliotheek zullen blijken te hebben lijkt me waarschijnlijk, maar dat geeft niet. Misschien kunnen die idealen zelfs wel naast elkaar bestaan, zoals er ook verschillende groepen bibliotheekgebruikers naast elkaar kunnen bestaan. Maar de bibliotheekwereld heeft, ook naar mijn idee, in elk geval 'inhoudelijker' idealen nodig dan alleen hogere uitleencijfers en meer bezoekers.


Foto: Flickr, gemaakt door Brian Clayton.

woensdag 12 mei 2010

Schokje 2


















Beste Bertie en Edwin,

Veel dank voor jullie lange reacties op mijn stukje over het stuk van Erwin Blom. Ik heb het gevoel dat jullie mij niet helemaal begrepen hebben, dus ik zal proberen e.e.a. een beetje toe te lichten.

Ik schreef dat ik verbaasd en een beetje geschokt was n.a.v. het stuk van Blom. Dat was eufemistisch, want eigenlijk was ik gewoon kwaad. Ik vond het artikel een belediging van het boek en je zult het misschien gek vinden, maar ik voelde een sterke drang om het boek te verdedigen tegen de verdachtmakingen uit het stuk. (Net of het boek dat nodig zou hebben...) Zoiets als dat je een vriend van je zou horen belasteren en daar meteen tegen in wilt gaan. Het boek ís ook een vriend van me, welbeschouwd. Ik heb veel van hem geleerd, met hem gelachen en gehuild (zoals Toon Hermans dat op tegeltjes zegt), hij is er altijd als ik hem nodig heb, hij is kritisch maar erg geduldig en hij vergezelt me overal naartoe.

Ik dacht: wat dénkt die meneer Blom wel dat hij het boek zo durft te beledigen? Het kwam ook wel een beetje omdat ik net Coetzee aan het lezen was en daardoor extra besefte wat mooie zinnen voor je kunnen betekenen. En dan ineens zo'n artikel waarin staat dat het boek eigenlijk alleen nog maar te genieten is als er geen concurrentie in de buurt is van internet o.i.d. Het boek is 'beperkt' en kan alleen op een beperkt apparaat als een e-reader tot zijn recht komen. Als je het op je iPad gaat lezen voel je steeds maar de drang even je mail te bekijken of te gaan twitteren ('Ben aan het lezen, beetje saai') of te kijken of er nog nieuws is. Het feit dat in je boek geen linkjes staan naar filmpjes of muziekjes ervaar je als een gemis. Als je op een e-reader of (wat ook nog schijnt voor te komen) op papier aan het lezen bent, dan speelt dat allemaal niet zo'n rol. Dan valt met die beperktheid van het boek nog wel te leven. Zoiets als kamperen, een beetje primitief kan best leuk zijn voor een tijdje.

Misschien heeft Erwin Blom het zo niet bedoeld, maar zo kwam het in elk geval op me over. En het irriteerde me nogal. Wie het boek beledigt beledigt mij. Zoiets. Er klopt m.i. ook nog 's niks van, want als je een boek op je e-reader zit te lezen kun je meestal met een paar stappen je pc bereiken (of je laptop staat gewoon naast je) en alsnog je mail lezen. En zelfs als je geen pc in de buurt hebt kun je nog naar de koelkast lopen om een biertje te pakken, kun je een praatje met je vriendin maken, tv gaan kijken, je iPod aanzetten (d.w.z. als je die hebt), even naar AH gaan, enz. enz. Afleiding genoeg in de wereld, lijkt mij. Dan zou je om een boek te lezen dus het beste in een vakantiehuisje zonder tv, zonder internetaansluiting en zonder winkels in de buurt kunnen gaan zitten en dan maar hopen dat het regent. En misschien is dat ook wel zo en is dat de verklaring voor het feit dat veel mensen alleen in de vakantie lezen (zolang hun vriendin maar niet teveel aandacht vraagt).

Maar het ging mij om dat 'beperkt'. Ik probeer nu al een paar dagen voorbeelden te verzinnen om te verduidelijken wat ik bedoel, maar dat lukt niet zo goed. Misschien dit: ik vind een boterham met kaas lekker. Ik heb een collega die een boterham met kaas blijkbaar 'beperkt' vindt, want zij stapelt bovenop de kaas ook altijd nog een plak worst en een ei en een tomaat (en dan vergeet ik misschien nog wel iets) op haar boterham. Ik zeg niet dat het me niet lekker lijkt, maar het gaat me om het altijd. Af en toe doe ik een tomaat op mijn kaas en radijs is ook lekker, maar het blijft bij af en toe. Ik zou zittend naast een schaal tomaten gerust een boterham met alleen kaas erop kunnen eten. En sommige kaas is zó lekker dat het zelfs zonde zou zijn als je er nog iets aan toe zou voegen. (Waar of niet, Anna?)

Ik hoop dat dit voorbeeld een beetje werkt. Hoe flauwer het brood en hoe smakelozer de kaas, hoe groter de behoefte aan 'opleuken' waarschijnlijk wordt. En zo gaat het misschien ook met boeken. Als je een boek leest dat je niet boeit, ja dan lokken de mail en de filmpjes. Maar als het boek goed genoeg is, dan lokt alleen het doorlezen. Oók als je het op je iPad leest. Zulke boeken bestaan. Daar ben ik van overtuigd. Maar bewijzen kan ik het niet, want ik heb geen iPad.

Nu even over de e-reader. Ik heb een e-reader geprobeerd en het ding viel me erg tegen (het was een Sony met touchscreen). Misschien zijn er inmiddels betere en die zou ik ook graag proberen, maar daarvoor ben ik afhankelijk van iemand die er een heeft, want proberen door hem te kopen vind ik te duur. De e-reader die ik probeerde bleef voor mij qua leesplezier ver achter bij een papieren boek. De omslag, de typografie, de mogelijkheid tot terugbladeren, even kunnen controleren hoe dik het stuk is dat je nog te gaan hebt en meer van die dingen miste ik. Ik moest veel te vaak 'omslaan' en ik vond het contrast tussen letters en achtergrond te klein. En als je de letters wat groter maakte was je helemáál de hele tijd aan het 'omslaan'. Kortom: ik werd niet enthousiast. Dat komt niet omdat ik tegen de vooruitgang ben, maar omdat ik e-readers geen vooruitgang vínd. In elk geval niet de huidige e-reader, waar je maar erg weinig mee kunt. Dat opzoeken van betekenissen of interpretaties, ja Bertie, dat lijkt mij ook heel handig. Maar met de Sony die ik probeerde kon dat helemaal niet.

Wat jullie allebei noemen en waar jullie nieuwsgierig naar zijn: die nieuwe kunstvormen die kunnen onstaan, daar ben ik net zo goed nieuwsgierig naar. Natúúrlijk hebben digitale mogelijkheden en internet een omwenteling veroorzaakt op vele gebieden, net als de boekdrukkunst dat ooit deed. En natúúrlijk gaat dat steeds verder en kunnen er op korte termijn allerlei dingen gebeuren die we nu nog niet eens zien aankomen. En als daar nieuwe kunstvormen bij zullen zijn is dat spannend. Of zo'n kunstvorm je zal aanspreken is afwachten en dat zal per persoon verschillen. Dat is met kunst nu eenmaal altijd zo. Maar door nieuwe kunstvormen hoeven de oude toch niet als achterhaald beschouwd te worden? Heeft de fotografie de schilderkunst laten verdwijnen? De film de foto? Integendeel denk ik: de 'oude' vorm greep zijn kans om zich verder te ontwikkelen. Dat zou met de 'literatuur van alleen letters' ook best eens kunnen gebeuren.

Als er een kruising komt tussen boeken en games of tussen boeken en films of tussen boeken en muziek of tussen boeken en iets waarvan ik nu nog niet eens weet dat het bestaat, dan houd je ook nog steeds de mogelijkheid van het boek als boek. Dat 'gewone' boek lees je op papier of op je iPad of je smartphone, waar je de voorkeur aan geeft is persoonlijk, maar het is wél een met niets gekruist boek. En zo'n boek kan, als het een goed boek is, alle concurrentie aan. Daarbij is het belangrijk dat we er als bibliotheek en als school en als ouders aan meewerken dat kinderen boeken leren kennen, écht kennen doordat ze hun worden voorgelezen en doordat ze ze zelf lezen. En dat niet als 'beperking' (als je bord niet leeg eet mag je vanavond niet op de iPad, je gaat maar wat lezen), maar als iets leuks, spannends, prettigs (de treurige boeken komen later wel), en vooral: als iets met onbegrensde mogelijkheden.

Edwin, luisteren naar verhalen die in geuren en kleuren bij een pot bier verteld worden, dat lijkt mij ook geweldig (afgezien dan van het bier, maar whisky lijkt me ook wel te kunnen). Sommige verhalen zullen zo beslist beter tot hun recht komen dan als je ze leest. Maar andere verhalen weer niet. Een boek is niet alleen het verhaal, een boek heeft ook een stijl. En die kun je alleen door lezen ontdekken. Daarom vind ik het ook eenzijdig als, wat je wel eens hoort, de bibliotheek gepresenteerd wordt als een plaats waar verhalen verteld worden. Literatuur is (gelukkig) veel meer dan alleen het vertellen van een verhaal.

Bertie, ik geloof niet dat ik destijds tegen de boekdrukkunst zou zijn geweest, maar dat weet je natuurlijk nooit. Het zou waarschijnlijk mede hebben afgehangen van mijn maatschappelijke positie (en daarmee van mijn ontwikkeling). Tegen het digitaliseren van boeken ben ik in ieder geval níet, integendeel, ik ben er erg vóór. Als alles doorzoekbaar is moet dat van grote betekenis voor de wetenschap kunnen zijn. Wat we daar dan verder mee gaan doen is de vraag. Waar de een vooruitgang ziet (de auto), ziet de ander verlies (natuur, stilte).

Tot zover. Ik hoop dat het een beetje duidelijker is geworden.

Met hartelijke groet, schrvrdzs


Foto: Flickr, gemaakt door: Daniel*1977.

maandag 10 mei 2010

Schokje


















Ergens op twitter kwam ik een verwijzing tegen naar deze blogpost van Erwin Blom. Ik las de post en was zeer verbaasd. Ik was zelfs een beetje geschokt. Dat kwam vooral door deze regels:

Op de iPad voelt een gewoon boek en ook een naar de iPad omgezet tijdschrift al snel beperkt. Op een apparaat dat online is en multimedia uitstraalt, wil je dat die elementen een rol spelen. Ook bij een boek. Ook bij een tijdschrift.

Hoezo 'beperkt'? Is tekst die je op een iPad leest ineens niet meer in staat je te boeien, te verrassen, te ontroeren? Heeft de man die dit schrijft nog nooit zó geboeid een verhaal gelezen dat hij helemaal vergat hoe hij het tot zich nam? Momenteel lees ik Zomertijd van Coetzee. Dat biedt zonder enige toevoeging sensatie genoeg. Door het verhaal, door de formuleringen, door de gedachten die het oproept. Zou ik er, als ik het toevallig op een iPad aan het lezen zou zijn, ineens pláátjes bij willen zien, of filmpjes, of de stem van Coetzee horen of weet ik veel wat er nog meer zou kunnen? Want ja, als het kán, dan is het toch eigenlijk wel heel saai als het niet gebeurt? Ik kan het me absoluut niet voorstellen.

Ik lees het liefst van papier, dat geef ik eerlijk toe, maar als ik dit boek op een iPad of e-reader las zou ik er zeer zeker ook van genieten, zónder toegevoegde toeters en bellen. Het is een tekst die geen enkele toevoeging nodig heeft. Het is zelfs een tekst die van toevoegingen alleen maar te lijden zou hebben. Zulke teksten bestaan. Gelukkig. Taal is een medium dat het helemaal alleen aankan om iets over te brengen. Literatuur heeft niets anders nodig dan letters en jouw ogen die ze naar je hersens seinen. De beelden kun je er prima zelf bij verzinnen. Desgewenst.

Ik heb geen iPad. En geen iPhone. En geen e-reader. Ik behelp mij nog met papieren boeken. Mijn Alice in Wonderland beweegt niet. Dus ik kan er niet echt over oordelen. Misschien ben ik te beklagen. Maar opgeleukte literatuur gaan lezen, daar moet ik toch écht niet aan denken.


Foto: Flickr, gemaakt door Mimi_K

Dansje













Ha Anna,

Herinner je je nog dat ik schreef dat ik op de koninginnedagrommelmarkt een beker had gekocht? Je ziet hem hierboven (beide kanten). Toen ik hem zag dacht ik dat jij hem misschien wel leuk zou vinden en daarom kocht ik hem. Maar nu ben ik toch een beetje bang dat jullie er niets aan hebben, omdat hij op mensenformaat is. Als je er toch wat in ziet kan ik hem opsturen met de TNT. (Ik kan er dan meteen ook een stukje d brnks vn d mrkt in stoppen.)

Groet, schrvrdzs

zondag 9 mei 2010

Links lezen























Deze boekenlegger vond mijn collega een paar dagen geleden. Alvorens hem aan weer een andere collega, die boekenleggers verzamelt, te geven, heb ik hem even gescand. Alleen al vanwege dat 'wat bloemen zijn voor onzen tuin zijn boeken voor ons leven' bevalt hij me en verder vind ik hem ook mooi.

(Klik op de plaatjes voor het oorspronkelijke formaat.)

Wat ik las 46

Van Lilian Blom las ik eerder De tuinkamer, waarin zij vertelt over het ziekbed en het overlijden van haar man Louis Ferron en daarbij ook terugblikt op zijn leven en hun relatie. Ik vond dat een mooi en ontroerend boek en toen ik haar tweede boek, Strijkend licht, tegenkwam wilde ik dat dan ook graag lezen.

Dit boek gaat over de manier waarop Lilian het verlies van haar man probeert te verwerken. Het sprak me veel minder aan dat het vorige. Ik vond het rommelig en gedeeltelijk niet interessant. Het is een verhaal in een verhaal en het werd me niet duidelijk waar het autobiografisch is en waar ik het als fictie moet zien. In een roman hoor je je dat eigenlijk niet af te vragen, maar omdat de hoofdpersoon een ik-figuur is die Lilian heet en de weduwe is van Ferron, is bij dit boek eigenlijk niet te vermijden dat je het wél doet.

Lilian heeft twee jaar na de dood van haar man nog steeds veel verdriet, ook al vragen mensen haar regelmatig of ze 'het al een plekje heeft kunnen geven'. Haar dochters en haar vrienden zijn haar tot steun en ze hoeft b.v. nooit zelf te koken maar kan altijd wel bij iemand eten. Maar ze wil haar leven weer in eigen hand nemen en besluit een psychotherapeut te raadplegen. Ze kiest daarvoor op goed geluk Charles Voorduin uit, omdat Louis als kind op de Voorduinstraat heeft gewoond.

Na haar eerste gesprek met Voorduin krijgt ze een droom waarin Louis tegen haar zegt dat ze een filmscenario moet gaan schrijven over Voorduin. Daar begint ze aan, en een deel van het boek bestaat uit de door haar verzonnen verhalen rond Voorduin, zijn vrouw en hun liefdeloze huwelijk. Van een roddelende kennis heeft ze gehoord dat Voorduin een versierder is, die de rijke dames die hij in zijn praktijk krijgt vaak in bed weet te praten. De rest verzint ze er zelf bij.

Al snel raakt Voorduin onder de indruk van Lilian, die anders is dan de vrouwen die hij gewoonlijk in zijn praktijk krijgt. Hij bekent haar dat hij geen officiële therapeut is en dat de diploma's die aan de muur hangen vervalst zijn. De rollen worden nu tijdens de bezoeken van Lilian halverwege omgekeerd: als zij haar verhaal gedaan heeft neemt ze plaats in de stoel van de therapeut en stort hij zijn hart bij háár uit. Er ontstaat een band en ze gaan samen naar een café en naar het strand.

Inmiddels was ik als lezer het spoor bijster en wist niet meer wat ik ervan denken moest. De stukken met de titel 'Synopsis' waren fictie, maar hoe zat het met de rest? Was die therapeut echt een oplichter, zijn de gesprekken die Lilian weergeeft inderdaad gevoerd, ging ze eigenlijk wel echt naar hem toe?

Nogmaals: in een roman hoort dit er niet toe te doen. Je neemt hem maar zoals hij is en 'waar gebeurd' of moet niet van belang te zijn. Maar hier lukte het me niet het verhaal op die manier te lezen.

Duidelijk werd dat het Lilian goed deed om te proberen dat filmscenario te schrijven. Het leidde haar af van haar verdriet en gaf haar energie voor een nieuwe start. Het was dus een goede raad, die haar man haar in die droom gaf (of die ze zichzelf gaf). Maar een goed boek werd het daarmee niet. Toch zal ik, als ze nog een boek schrijft, ook dat waarschijnlijk gaan lezen. Maar dat komt dan nog door De tuinkamer. En ook wel omdat Lilian Blom me een aardige, leuke vrouw lijkt, ook al hoort zoiets er bij een roman óók al niet toe te doen.

Blogbrief uit Rotterdam-West (10)























Dag Henk,

Dank voor je Blogbrief uit de Zeeuwse hoofdstad, aflevering 9. Hier dan nr. 10 uit R'dam-West. Net toen ik vreesde te verzanden in kletspraatjes over mijn tuin zette jij me weer op het juiste spoor met je 'lekker belangrijk'. Wat niet wegneemt dat ik mijn tuin best belangrijk vind en dat ik er ook graag eens over vertel, maar dat is meer iets voor een privé-correspondentie. Met onze blogbrieven hebben we toch ook een klein beetje de bedoeling de meelezers af en toe iets aan te bieden waar ze even over kunnen nadenken als ze daar zin in zouden hebben... (Ik hoop dat ik het voorzichtig genoeg formuleer.)

Tja, 'lekker belangrijk', een term die ik kende omdat een van mijn kinderen hem wel eens gebruikt. Ik geloof niet dat ik het zelf wel eens zei, maar sinds jouw brief denk ik het wel af en toe. Want inderdaad, veel is 'lekker belangrijk', als je er bij stilstaat. Mijn probleem is, vrees ik, dat ik dat stilstaan vergeet. En dat ik daarom dingen écht belangrijk vindt die alleen maar 'lekker belangrijk' zouden moeten zijn. Of beter gezegd: dat ik dingen die dat niet waard zijn teveel aandacht geef.

En dat wordt door een ingrijpende gebeurtenis, zoals jouw ziekte, flink door elkaar geschud. Zoiets relativeert al die andere 'belangrijke' zaken onmiddellijk. Bij enquêtes vullen mensen volgens mij altijd als belangrijkste in hun leven gezondheid in, vervolgens liefde, dan werk en dan vriendschap. Maar het rare is dat je, als je dat allemaal in voldoende mate hebt, soms helemaal niet denkt 'wat heb ik het toch goed', maar gerust je dag laat beheersen door het feit dat je haar stom zit of doordat je je werk niet afkrijgt of dat je recept niet lukt. In plaats dat je denkt 'lekker belangrijk', denk je: 'dat heb ík weer'.

Daar ben jij nu van verlost omdat je gezondheid nu niet vanzelfsprekend meer is, maar iets waar je bewust blij mee bent. (En je haar zat altijd al goed natuurlijk.) Zou dat effect blijvend zijn? Dat is afwachten. Op het moment dat je je weer ouderwets gaat zitten opwinden over iets onbenulligs zul je je misschien realiseren dat het ziek geweest zijn alweer lang geleden is. Dan is dat je opwinden over iets 'lekker belangrijks' ook wel weer een beetje lekker, omdat het aangeeft dat je leven weer normaal is.

Je gebruikt het woord 'blasé'. Dat is toch een beetje een verontrustend woord vind ik. Het heeft iets van 'het verveelt me'. Misschien bedoelde je het anders, want het is altijd lastig om precies het juiste woord te vinden voor een bepaald gevoel. Dus misschien begrijp ik je niet goed, maar het lijkt een beetje of je denkt: zou ik die dingen eigenlijk niet toch wat belangrijker moeten vinden? Vroeger vond ik dat toch ook? Of is het zo dat je zo vroeger eigenlijk ook al niet zo belangrijk vond en dat ze daarom nu naar het lijstje 'boeit me niet' zijn verbannen?

Misschien is het een soort grote schoonmaak in je hoofd. Zoiets als Festina doet omdat haar schoonouders komen logeren: ruimte maken, opfrissen, herschikken. Kijken wat je écht wilt houden. Dat leuke vaasje eens op tafel zetten en er bloemen voor kopen. Zoiets, maar dan met ideeën, meningen, frustraties, gewoontes, dingen die je vroeger graag deed maar waar je niet meer aan toekwam.

Het lijstje dat je noemt heeft overigens voor een deel mijn volledige instemmingen. Twitter, succesverhalen over sociale media (en, wat ik zelf nog vervelender vind: over e-boeken), de Giro, Koninginnedag, ik zou (voor de afwisseling) willen zeggen: boeie! Bibliotheek 2.0 vind ik dan weer wél een beetje belangrijk en biblioblogs hier en daar ook wel, zij het steeds minder, wat ook geldt voor m'n eigen blog (dat ik geen biblioblog zou willen noemen).

Maar ik heb een collega (een vrouw) die wielrennen juist heel belangrijk vindt. Zij fietst zelf graag en was vorig jaar in haar vakantie gaan kijken naar een tocht waarvan ik de naam vergeten ben maar die ergens in Nederland startte (doen ze dat tegenwoordig soms allemaal?), had een etappe meegefietst, logeerde toevallig in een hotelletje waar ook renners sliepen, had met ze gepraat en foto's van ze gemaakt. En ze vertelde er met enthousiasme over toen ze terug was. Wielrennen is voor mij nog niet eens lekker belangrijk maar het zegt me gewoon helemaal niks (hoewel ik Pijn is genot van Siebelink met plezier gelezen heb). Maar dat mijn collega daar heel anders over denkt was duidelijk.

Waarmee ik maar wel zeggen: gezondheid en de mensen om je heen zijn wel het belangrijkst, maar wat daarná komt is erg persoonlijk. En zelfs dat 'de mensen om je heen' is misschien nog wel persoonlijk want er zijn ook mensen die het liefst alleen zijn.

Wat voor mij, naast de basisvoorwaarden als gezondheid, werk en geen ruzie thuis, denk ik het allerbelangrijkste is, is lezen. Dus genoeg tijd om dat te kunnen doen en altijd een boek voorhanden en daarbij hopelijk regelmatig een boek dat ik echt goed vind. Ik zou niet weten wat ik zonder boeken moest beginnen. Ik word al zenuwachtig als ik 's morgens naar mijn werk moet en niets te lezen heb voor in de trein (komt gelukkig zelden voor), terwijl ik op het station toch allerlei krantjes kan pakken. Maar zonder boek is net zoiets als zonder brood en flesje water. Je zult maar vertraging krijgen!

Omdat lezen voor mij zo belangrijk is, vind ik dat de bibliotheek er alles aan moet doen om te zorgen dat iedereen de kans krijgt te ontdekken wat lezen voor hem/haar kan betekenen. Er zullen vast mensen zijn die lezen helemaal niks vinden, ook al zijn ze als kind voorgelezen uit de mooiste prentenboeken. Maar veel vaker zijn de mensen die lezen helemaal niks vinden níet voorgelezen denk ik. En is het dan zo belangrijk om lezen iets te vinden? Ja, ik vind eigenlijk van wel. Lezen is lekker én belangrijk. Dat moet de bibliotheek uitstralen.

Nou, een brief zonder kop of staart geloof ik, maar zo moet hij maar blijven. Een tuinfoto zit er vandaag niet in, want er staan stellingen op mijn balkon omdat de achtergevel opgeknapt wordt en de tuin is daardoor ook meteen weer een bende (dat heb ík weer, ben ik net aan mijn tuin begonnen, gaan ze de gevel behandelen...). Maar ik heb er nog een van de geranium-in-de-regen van vorige week.

Hartelijke groet, schrijverdezes

p.s. Nu ben ik helemaal niet ingegaan op wat je vertelde over je internetcontacten. Maar wees ervan overtuigd dat ik het met belangstelling gelezen heb, vooral wat je schreef over de onmogelijkheid in veel landen om voor je seksuele geaardheid uit te komen. Misschien is vrijheid om te zeggen wat je denkt enz. wel net zo belangrijk als gezondheid. Dat het in enquêtes niet op nr. 1 staat (en vaak denk ik zelfs niet bij de categorieën die je kunt aankruisen voorkomt) zal wel komen omdat we het hier, kortzichtig als we zijn, niet zo snel zien als iets dat je zou kunnen verliezen, zoals je gezondheid of je werk.


Foto: eigen foto van eigen balkon

vrijdag 7 mei 2010

Boek&bieb 27
















Lilian Blom is de weduwe van Louis Ferron. In Strijkend licht vertelt ze dat ze (of beter: haar hoofdpersoon met wie ze voor een deel samenvalt) gaat oppassen op haar twee kleinzoons, omdat haar dochter naar de kapper wil.

Wij zwaaiden haar uit. Op mijn vraag wat wij zouden gaan doen stelde Kai voor om naar 'het beeld' van opa te lopen. 'En dan een ijsje...'
'Kijk,' zei Kai tegen zijn kleine broertje, 'daar staat opa.'
We stonden op de binnenplaats van de Haarlemse bibliotheek. Op een stevige sokkel stond het borstbeeld van Louis, een hommage aan een eigenzinnige schrijver die van zijn hart geen moordkuil maakte.


Van de Stadsbibliotheek Haarlem kon ik maar weinig foto's vinden. Bovenstaande komt van wikimedia en ik hoop dat het inderdaad de bibliotheek met de binnenplaats is waar Lilian Blom het over heeft. (Misschien weet iemand die dit leest dat?) Van het borstbeeld vond ik slechts twee, onduidelijke, foto's. Voor een ervan: zie hier.


Foto: wikimedia

woensdag 5 mei 2010

Vier hoekstenen

















In NRC Handelsblad stond gisteren een artikel over het stadje Pass Christian in Mississippi, dat nu getroffen wordt door de olieramp en eerder veel te lijden had van orkanen, waaronder vijf jaar geleden de orkaan Katrina waarvan het nog lang niet hersteld is. Dit stukje viel me speciaal op:








Door even te googelen vond ik bovenstaande foto (met, Tenaanval, als je het mij vraagt een trotse bibliothecaris erop).


Foto: AP Photo by Bill Haber, hier gevonden.

Wat ik las 45

Eerst even dit: een paar stukjes eerder schreef ik: 'Ik heb een tijdje gedacht dat ik met de categorieën "goed", "slecht" en "sympathiek" de meeste boeken wel zou kunnen indelen.' Dat was natuurlijk flauwekul (en bewijst maar weer eens dat bloggen je niet wijzer maakt want niemand zei er wat van, maar dit terzijde). Toen ik het opschreef had ik al wel een beetje door dat het niet klopte, maar pas later begreep ik echt wat er mis mee was. Ik wilde zeggen dat je buiten de categorieën 'goed' en 'slecht' voor mijn gevoel ook boeken hebt die zich daar niet mee laten indelen en die ik dan b.v. maar het etiket 'sympathiek' opplak, waarmee gezegd wil zijn dat het boek om andere redenen dan dat het een goed boek is toch de moeite waard is (voor mij althans). En toen verzon ik ook nog even 'noodzakelijk' omdat met Een vrouw op de vlucht voor een bericht weer iets anders aan de hand was. Tot zover klopt het wel.

Maar wat níet klopt is dat met 'goed' en 'slecht' de meeste boeken zijn in te delen. Dat slaat zelfs nergens op. Het moet zijn 'ergens tussen goed en slecht' zijn de meeste boeken wel in te delen. En dan beter misschien nog: 'ergens tussen erg goed en erg slecht' kun je de meeste boeken onderbrengen. Het is m.a.w. dus een schaal of een continuüm of zoiets. Ergens in het midden zit 'matig' en dan heb je ook nog 'tamelijk goed', 'nogal slecht' enz. enz. Met een schaal van 1 tot 10 of met 1 tot 5 sterren zou je dat een beetje in beeld kunnen brengen en sommige mensen doen dat ook voor zichzelf op de lijstjes die zij bijhouden van wat ze gelezen hebben. (Ik wou dat ik zo'n mens was.)

Maar nu over wat ik las. Dat was deze keer Dorpsleven van Amos Oz. Ik ging het lezen omdat ik Een verhaal van liefde en duisternis erg goed (daar heb je het al) vond en ik het gevoel had dat dit boek er op zou lijken. Dit waarschijnlijk vooral door het plaatje op de omslag. Andere boeken van Oz, met uitzondering van het piepkleine boekje Soumchi, hebben me nooit zo kunnen boeien, maar na Een verhaal van liefde en duisternis zal ik, in elk geval voorlopig, benieuwd blijven naar wat hij nog meer gaat schrijven.

Maar Dorpsleven is heel anders dan Een verhaal en dat stelde me wel een beetje teleur. Het zijn verhalen over inwoners van het (naar ik aanneem niet bestaande) Israëlische dorp Tel Ilan. Ooit was het een agrarische gemeenschap maar inmiddels zijn veel boerderijen omgebouwd tot antiekzaak of restaurant en komen er in het weekend toeristen. In elk van de zeven verhalen leren we een of meer dorpsbewoners kennen, d.w.z. we werpen een blik op hun leven. De arts die tevergeefs wacht op haar neef die zou komen logeren maar niet in de bus blijkt te zitten, de lerares die samenwoont met haar oude vader die vroeger parlementslid was, de burgemeester wiens vrouw verdwijnt nadat ze hem een briefje heeft laat bezorgen door de Arabische student die in een huisje op het erf van de lerares woont. Uit dat laatste merk je dat personen in verschillende verhalen opduiken. In de verhalen zit hier en daar iets geheimzinnigs: de echtgenote die verdwijnt, vreemde graafgeluiden in de nacht, een onbekende vrouw in een parkje. In het zevende verhaal komt een deel van de mensen die je eerder 'ontmoet' hebt bij elkaar om samen oude volksliedjes te zingen in het huis van een echtpaar van wie de enige zoon op 16-jarige leeftijd een eind aan zijn leven heeft gemaakt, waarna zijn moeder zich in allerlei activiteiten heeft gestort, o.a. het organiseren van zangavonden.

Het achtste verhaal heeft als titel Ergens ver weg in een andere tijd en gaat over een dorp dat bij een moeras ligt, waar alles verrot en beschimmelt en waar veel baby's sterven. Ik begreep niet wat dit verhaal met de voorgaande te maken had, je kunt er als je wilt een toekomstvisioen over het dorp in lezen, maar ik zag dat er niet meteen in.

Aanvankelijk dacht ik, verhaal na verhaal lezend: wat moet ik met deze mensen, met hun treurige levens waarin vrijwel niets gebeurt, waarom vertelt de schrijver me dit? Maar langzamerhand begon ik te beseffen dat dat het waarschijnlijk juist was wat hij me wilde vertellen: dat de mensen een treurig bestaan leiden waarin weinig gebeurt en dat dat het leven is. Je leeft nu eenmaal en je zit het uit tot het afgelopen is. Soms gebeurt er iets vreemds, je hoort 's nachts graafgeluiden of je neef komt niet uit de bus, maar je komt er niet achter wat de oorzaak is en je legt je er maar bij neer. Om de zes weken heb je een prettige avond als je oude liedjes gaat zingen met accordeonbegeleiding.

Het is een treurig boek en die treurigheid weet Oz overtuigend te beschrijven, d.w.z. eigenlijk niet te beschrijven maar op te roepen door wat hij vertelt over alledaagse gebeurtenissen. Uiteindelijk kon ik het boek wel waarderen, maar echt goed vond ik het niet. Als ik (voor deze ene keer) een cijfer zou moeten geven: 7 (of drie sterren).

Het verhaal dat me het meest beviel gaat over een bibliothecaresse: een vrouw van ongeveer 30 die overdag het postkantoortje van het dorp runt en 's avonds de bibliotheek. Een jongen van 17 is verliefd op haar en wacht haar 's avonds op om met haar mee te lopen naar de bibliotheek. Zij geeft hem boeken mee en laat hem wat karweitjes doen, maar dat is natuurlijk niet waar hij voor komt. Als hij zich niet langer kan beheersen doet hij het licht uit en pakt haar vast. Later betreurt hij zijn gedrag.

Als er onder de lezers van dit stukje iemand is die van Modiano houdt zou ik zeggen: probeer dit boek eens. Ik heb nog nooit iets anders gelezen dat me zó aan Modiano deed denken. De onbestemdheid, de treurigheid, de vergeefsheid, de wandelingen en het noemen van straatnamen vertonen voor mijn gevoel veel verwantschap met hem. (En ik zou het wel leuk vinden om te horen hoe een ander dat ervaart.)