WELKOM OP MIJN WEBLOG

Dit blog is in de loop der jaren veranderd. Ooit ging het vooral over de bibliotheek, nu gaat het meer over lezen en taal. (Wie denkt: de bibliotheek gaat toch óók over lezen en taal, ziet dat anders dan ik.) Ooit werd het elke dag bijgehouden, nu minder regelmatig. Wat hetzelfde gebleven is: opmerkingen zijn van harte welkom.

maandag 2 oktober 2017

De vaart der volkeren























In Rotterdam komt een bibliotheek op het station. Hier kun je het lezen: https://www.nrc.nl/…/reiziger-kan-straks-boek-lenen-op-cent… Op 1 november aanstaande wordt hij geopend. Menigeen staat bij voorbaat al te juichen, vooral bibliothecarissen die het hip en eigentijds vinden en een mooie manier om de bibliotheek onder de mensen te brengen. Ik word er alleen maar treurig en een beetje kwaad van, al ben ik nota bene Rotterdammer, lezer en treinreiziger. Maar ik moet denken aan het Oude Westen, op een steenworp afstand van het station, waar al meer dan vijf jaar geen bibliotheek meer is en waar ook geen nieuwe vestiging van Bibliotheek Rotterdam gepland is. Voor het Nieuwe Westen, ietsje verder, geldt hetzelfde. Een bibliotheek op het station is een aardigheidje, een stukje luxe voor de reiziger. Een bibliotheek in het Oude Westen is geen aardigheidje, maar een noodzaak. Bittere noodzaak kun je eigenlijk wel zeggen, als je bedenkt hoe de taalachterstand daar voor veel kinderen op de loer ligt omdat hun ouders onvoldoende Nederlands spreken. De scholen doen wat ze kunnen, maar er is meer nodig. De bibliotheek zou een belangrijke rol kunnen spelen, niet alleen door de juiste boeken aan te bieden. Boeken aanbieden kan eventueel ook op de scholen, met dBos, de Bibliotheek op school. Maar er kan veel meer gebeuren, en dat zou ook móeten gebeuren, om kinderen taalvaardiger te maken, liefde voor lezen en verhalen te laten ontwikkelen, te leren vertellen, te leren schrijven, te leren luisteren. Juist een bibliotheek in zo’n wijk zou met nieuw aanbod kunnen experimenteren, schrijvers kunnen uitnodigen, met scholen kunnen samenwerken, ouders het belang van voorlezen uitleggen, kinderen laten merken dat ze op taalgebied meer kunnen dan ze van zichzelf denken. Een kleurrijke plaats zijn, in verschillende opzichten, waar kinderen uit allerlei culturen elkaar tegenkomen en elkaar beter kunnen leren kennen. De buurt moet gemengder worden wat betreft inkomensklasse en opleiding, daar streeft de gemeente naar. Met als een van de doelen: meer sociale cohesie. Maar wat gebeurt er? De bewoners met een hoger inkomen doen hun kinderen buiten de wijk op school en zo komt er van die cohesie niet veel terecht. De bibliotheek zou een plaats kunnen zijn waar alle kinderen komen meedoen aan activiteiten en waar ouders elkaar ook kunnen ontmoeten. Maar helaas, de bibliotheek zit liever op het station. Ja, die stationsbibliotheek krijgt ook een wijkfunctie, zeggen ze. En er zal vast wel eens iemand uit het Oude Westen een boek komen lenen. Maar de kinderen hebben er niks aan.

Ik weet nog dat ik net zo’n stukje als dit ooit eens schreef, een jaar of acht geleden, toen in Noord- en Zuid-Holland de collecties voor activiteitenbegeleiders van zorginstellingen geschrapt werden, terwijl men tegelijk erg trots was op de nieuwe Schipholbibliotheek. Ook zo’n tegenstrijdigheid die me kwaad maakte. (Toen kon je nog denken dat ik het me misschien vooral aantrok omdat het me m’n baan kostte, maar nu gaat dat in elk geval niet op.) Wat zou het toch mooi zijn als de bibliotheek inzag dat hip zijn niet zo belangrijk is, maar dat het in de eerste plaats gaat om maatschappelijk nut. Volksverheffing heette dat vroeger nog onomwonden. De bibliotheek wordt betaald met belastinggeld, dus zou zoveel mogelijk maatschappelijke relevantie moeten hebben. Bestrijden van laaggeletterdheid, door veel bibliotheken tot speerpunt verklaard, is een mooi streven, maar voorkomen is beter. En dat doe je niet op het station, maar in de wijken waar dat het meest nodig is.


Schilderij: Compartment C, Car 293, Edward Hopper

zondag 28 mei 2017

Zeg maar dag met je handje – een soort open brief














'Hij draaide zich om en wuifde naar me. Ik wuifde terug. Toen verdween hij in een bocht in de weg.'
Dat zijn de laatste regels van het zesde hoofdstuk van Daantje de Wereldkampioen, een boek van Roald Dahl.

Sinds een half jaar help ik drie meisjes uit groep 6 op een school in een oude stadswijk een beetje met lezen, als een soort leesmoeder. Omdat extra hulp bij het lezen op die school welkom is, proberen we die met een groepje vrijwilligers te geven. Per meisje besteed ik er een half uur per week aan. Dat is weinig en ze steken er vrees ik dan ook niet zoveel van op. Maar zelf heb ik er al veel van geleerd. Over hoe andere mensen leven, over wat meisjes van tien leuk vinden, over de fidget spinner, elke week hoor ik wel wat nieuws. En elke week vind ik het weer leuk. Maar ook ben ik elke week een beetje treurig. Het lezen van die meisjes gaat, gelet op hun 'migratie-achtergrond', eigenlijk helemaal niet zo slecht. Maar als je kijkt naar wat wenselijk is voor hun toekomst, dan gaat het toch echt niet goed. Dan is hoe ze kunnen lezen nog totaal onvoldoende. Zowel technisch als wat begrip betreft, wat natuurlijk met elkaar samenhangt.

Inmiddels weet ik dat ik een woord vooral niet te snel bekend moet veronderstellen en leg ik veel woorden uit. Onlangs bijvoorbeeld bouillon. Uitspreken was een probleem en ze wisten ook niet wat het was. Ook gewone Nederlandse woorden behoeven vaak uitleg. Zoals uitspreiden, twee van hen hadden geen idee wat dat was, de derde dacht dat het betekende dat steeds meer mensen ziek werden, dat begon er op te lijken.

Ik lees ze, als onderdeel van mijn 'lessen' ook elke keer een stukje voor. Momenteel uit 'Daantje de Wereldkampioen', dat misschien een beetje te saai voor ze is, en te ouderwets, maar ik zet toch door, mijn eigen kinderen vonden het ooit tenslotte erg mooi. En wat ze echt leuk vinden, 'Het leven van een Loser' bijvoorbeeld, daar mogen zij mij dan weer uit voorlezen. Vorige week las ik de laatste regels van hoofdstuk zes van Daantje, zie hierboven. Meisje één vroeg: wat is wuifde? Ik vertelde het. Aan meisje twee vroeg ik na het voorlezen: weet je wat wuiven is? Nee, dat wist ze niet. Meisje drie wist het ook niet. En nou is wuiven wel een beetje ouderwets Nederlands, maar dat ze het helemaal niet kenden en ook niet uit het zinsverband konden opmaken, dat verbaasde me toch. Het maakte me nog ongeruster dan ik al was. Wat weten ze nog meer allemaal niet? Hoe beïnvloedt hun beperkte woordenschat wat ze van een les opsteken? Als in een uitleg teveel woorden zitten die ze niet kennen gaat veel langs ze heen. Dan gaat het van kwaad tot erger, kun je wel zeggen. Ik hou m’n hart vast. Goed kunnen lezen is niet het enige in het leven, maar belangrijk is het wel.

Wat is nodig om ervoor te zorgen dat kinderen in groep 6 wél weten wat wuiven betekent? Volgens mij een opvoeding met boeken en verhalen, met voorlezen, met liedjes zingen (Jantje uit Den Haag, die wuifde met zijn handje). Niet alle ouders zien het belang daarvan in, niet alle ouders weten hoe ze dat moeten aanpakken. Waar ik van droom voor die oude stadswijk waar mijn leesmeisjes wonen, is een jeugdbibliotheek. Vol prentenboeken, voorleesboeken, Het leven van een Loser en andere populaire boeken, en Daantje en andere klassiekers. Waar ouders kunnen leren wat geschikte boeken zijn en hoe je moet voorlezen, waar kinderen toneel kunnen spelen en zingen en tekenen en verhaaltjes schrijven, en boeken lenen natuurlijk. Waar je elke week met de klas naar toegaat. En in het weekend met je ouders, of misschien wel alleen of met je vriendinnetje, omdat het vlakbij is. Waar taal en verbeelding aan de macht zijn. Waar lezen iets kan worden dat je voor je plezier doet in plaats van alleen omdat het van de juffrouw moet. Waar laaggeletterdheid bestreden wordt door het te voorkomen.

Weet je wat nou zo jammer is? De wijk waar de meisjes wonen is het Oude Westen van Rotterdam, en daar is al vijf jaar geen bibliotheek meer. En het hoort ook niet bij de plannen van Bibliotheek Rotterdam om er in de nabije toekomst weer een filiaal te openen. Dromen zijn bedrog.
Ik weet niet wie hierover het besluit heeft genomen, maar ik hoop dat hij of zij er nog eens ernstig over wil nadenken of het wel zo'n verstandig besluit was.

(Dit stukje was bedoeld als een soort open brief. Ik zette het eerst op facebook. Delen mag, graag zelfs.)

donderdag 30 maart 2017

AH-ervaring #8























Een paar maanden geleden ging ik statiegeldflessen inleveren. Het duurde even voor ik aan de beurt was. Tegelijk met mij stond een man te wachten met twee AH-tassen. Ik hield hem een beetje in de gaten want ik wist niet wie van ons eerst was en wilde niet voordringen. Vandaar misschien dat ik hem herkende toen we een paar weken later allebei op de tram stonden te wachten, bij de Blaak. Hij had weer twee AH-tassen bij zich. Ik keek in een ervan en zag plastic flessen. En begon toen te vermoeden dat de man zijn flessen her en der in de stad verzamelt. Een paar dagen geleden wist ik het zeker: ik zag hem opnieuw met zijn tassen bij de automaat, waar hij een gedeukte plastic fles in probeerde te stoppen die er steeds weer uitkwam. 

En dan vraag je je wel eens wat af, maar weten doe je niks.

(Het OV is voor mensen met AOW gratis in Rotterdam. De man leek me zeventig ofzo.)

maandag 20 maart 2017

Haarvaten

















Elke donderdagmiddag help ik drie meisjes uit groep zes een beetje met lezen. Die meisjes zitten op een basisschool in het Oude Westen van Rotterdam.  Met elk van hen oefen ik een half uur. Zij lezen hardop een paar lesjes uit het schoolleesboek, ik verbeter hen waar nodig en bespreek de moeilijke woorden. Soms hebben we het even over een feestje of een uitstapje of onlangs de verkiezingen. Tot slot lees ik tien minuten voor, momenteel uit Daantje de wereldkampioen van Roald Dahl. Het idee was aanvankelijk dat het oefenen per kind een kwartier zou duren. Daar heb ik eerst twintig minuten van gemaakt en vervolgens een half uur (uiteraard na toestemming van de leerkracht). Want ik wil graag ook een tijdje voorlezen. De stukjes uit het oefenboekje zijn zo saai dat je zou kunnen denken dat lezen iets is dat je nu eenmaal moet kunnen maar waar je weinig plezier aan kunt beleven. Naar het zwembad gaan, of naar de verjaardag van je neefje, of nieuwe kleren kopen, of naar een film op de tv kijken, dat zijn de leuke dingen in het leven van een meisje van tien. Lezen staat vaak niet in dat rijtje.  En vooral niet als je er niet zo goed in bent. Dan ga je liever dansen, als je daar toevallig wél goed in bent. Of buitenspelen. En dat is natuurlijk prima. Maar: lezen is wel belangrijk. Erg belangrijk zelfs. Om een opleiding te kunnen volgen die bij je past, om formulieren te begrijpen, om woorden te leren die je thuis nooit hoort. Om later je kinderen te kunnen voorlezen. En dan heb ik het nog niet eens over het leren kennen van werelden waar je anders niks van zou weten. Wat tot meer begrip voor andere mensen en andere manieren van leven zou kunnen leiden. En ook niet over het plezier dat lezen geeft, als je een boek gevonden hebt dat je mooi vindt. 

Boeken die ze mooi vinden, hoe komen zulke meisjes daaraan? Want ook de niet zo sterke lezers kunnen boeken opnoemen die ze leuk vinden: Het leven van een Loser, Geronimo Stilton, De waanzinnige boomhut. Die boeken zijn natuurlijk te koop. Maar dan moeten je ouders daar geld voor hebben. Die boeken zijn ook te leen bij de bibliotheek. Maar dan moet er wel een bibliotheek in de buurt zijn. En dat is nou net waarom ik dit stukje schrijf: in het Oude Westen van Rotterdam is geen bibliotheek. Al vijf  jaar niet meer. In het Nieuwe Westen ook niet trouwens. Tussen de bibliotheek van Delfshaven en de Centrale Bibliotheek in het centrum van Rotterdam, ligt een groot bibliotheekloos gebied. Vroeger waren er in dat deel van de stad twee vestigingen en kwam er ook nog een bibliobus langs. Toen kregen we het nieuwe beleid van Bibliotheek Rotterdam: van de eenentwintig  vestigingen zouden er zes overblijven. Het ene filiaal na het andere werd gesloten. Vervolgens kwam het nog nieuwere beleid van Bibliotheek Rotterdam: toch niet terug naar zes, maar er komen weer vestigingen bij. De bibliotheek wil weer ‘in de haarvaten van de wijken zitten,’ vertelde de directeur in een interview. Dat was mooi gezegd, maar voor zover ik het begrepen heb blijven de haarvaten van Rotterdam West voorlopig leeg op dit punt. Een bibliotheekvoorziening is daar niet gepland. En juist die meisjes (en jongens ook natuurlijk) in het Oude Westen, met vaak een migratieachtergrond en de daarmee samenhangende taalachterstand, die zouden er toch erg mee gebaat zijn als ze gemakkelijk naar de bibliotheek konden gaan.  Om daar Geronimo Stilton te lenen, en De waanzinnige boomhut.  Omdat ze die boeken zó leuk vinden dat ze al lezende misschien vergeten dat ze zwakke lezers zijn. En omdat ze na elk boek uit een van deze series (en die series hebben héél veel delen ;-) een iets minder zwakke lezer zullen zijn. 

Maar we hebben toch de Bibliotheek op School, boek1boek en BoekToer, zullen bibliothecarissen die dit lezen nu denken.  Daar kunnen de scholen in zo’n bibliotheekloze buurt toch gebruik van maken? Dat is waar. Maar wat is het grote verschil? Lid zijn van de bibliotheek is gratis voor kinderen en al die nieuwe diensten kosten de scholen geld. En misschien herinneren jullie je dat onlangs in het nieuws was dat leraren van de basisschool materiaal om met de kinderen te knutselen soms maar uit eigen portemonnee betalen? Dus geld is er blijkbaar niet altijd. En waarom heeft een wijk als Delfshaven, die wat bevolkingssamenstelling lijkt op het Oude Westen, wél een bibliotheek en het Oude Westen niet? Ja, dat ligt natuurlijk aan het geld dat Bibliotheek Rotterdam te besteden heeft en dat ze maar een keer kunnen uitgeven. Maar onrechtvaardig vind ik het wel. En onverstandig ook. Zó onrechtvaardig en zó onverstandig dat ik na drie jaar ineens weer de behoefte voelde een blogstukje over de bibliotheek te schrijven.

maandag 12 december 2016

AH-ervaring #2



















Op zondag ga ik altijd naar Albert Heijn in grote stad M. Ook daar kun je wel eens iets meemaken. Gisteren kocht ik een bloemkool. Toen ik hem uit mijn karretje pakte om op de band te leggen viel er een stuk blad af. Ik raakte even in verwarring: wat moet ik met dat stuk? Een afvalbak zag ik niet, de aanvechting het in het karretje te laten liggen weerstond ik want ik heb er zelf altijd een hekel aan als ik afval in een karretje aantref. Ik dacht: ik neem het gewoon mee, en legde het bij de bloemkool op de band. Dat was natuurlijk niet echt handig, ik had het beter meteen in mijn tas kunnen stoppen. Maar nu komt het: het meisje van de kassa vroeg even later: 'Zal ik dit weggooien?' Ik was bezig mijn tassen in te pakken en begreep het niet meteen, maar het ging over het bloemkoolblad. Ik zei: 'Ja, doe dat maar, ik wist niet zo gauw waar ik het laten moest.' 'Ik vraag het maar even, zei het meisje, misschien wilde u het nog hebben.' 'Voor een konijn,' begreep ik, 'nee, dat heb ik niet.'

zaterdag 10 december 2016

AH-ervaring



















Bij Albert Heijn zag ik een huilend jongetje van een jaar of drie, vier. Hij was met zijn moeder en huilde maar door, bij de kassa huilde hij nog steeds, zo hard dat het nogal de aandacht trok. Een oudere man dacht er iets aan te doen en zei: 'Lekker hoor!' Het jongetje bleek een stuk van een koek in zijn hand te hebben. De poging mislukte. De moeder zei tegen de man: 'Haai is nooit blaai.' Ik kon de rest van het gesprek niet volgen, daarvoor stonden ze te ver weg, wel meende ik op te vangen dat ze uit Litouwen kwamen en dat het elke dag zo ging met het jongetje. De moeder was op het oog een vrolijk type, ze lachte vaak bij wat ze vertelde. Na de kassa was er ineens ook nog een oma, die stopte het jongetje een doos Playmobil in de hand. Het huilen hield op, maar blaai leek hij me nog steeds niet. Ik dacht: wat zielig als je nooit blij bent, nog een heel leven voor je en misschien zul je nooit blij worden, dat moet heel erg zijn. En als je een kind hebt dat nooit blij is, hoe voelt dat? Die koek en die doos Playmobil waren vast niet de juiste therapie, maar ik snap hem.

dinsdag 25 februari 2014

Woorden en daden 2, antwoord aan Tenaanval


















Tenaanval schreef onder de titel 'Laaggeletterden als strohalm' op haar blog een reactie op mijn stukje over de bibliotheek en laaggeletterdheid. Hier volgt mijn antwoord.

Ha Tenaanval,

Net als jij vind ik reactievelden lastig om in te schrijven, bovendien vind ik het leuk om een aanleiding tot een blogpost te hebben, dus ik antwoord je op deze manier.

Zeer bedankt voor je reactie! Ik heb net, 'met de kennis van nu', de reportage nog een keer bekeken. Ik merkte dat ik het aantal laaggeletterden niet goed onthouden had, dat was 1,3 miljoen. Stichting Lezen & Schrijven heeft het al tien jaar over een aantal van 1,5 miljoen.

Ik vond het best een leuk programma, maar hoe jij het genuanceerd kunt noemen begrijp ik niet goed. Iedereen vond en zei hetzelfde en aan niemand werd ook maar één kritische vraag gesteld. De kern was 'de bieb moet blijven', het argument daarvoor was het hoge aantal laaggeletterden. Dat ik op twitter in gesprek raakte met Conny en Caroline, een gesprek waar de rest van deze discussie een gevolg van is, kwam omdat het me verbaasde dat niemand vroeg hoe het komt dat er zoveel laaggeletterden zijn terwijl er toch tot voor kort nog overal bibliotheken waren.

Er zijn nog wel meer vragen die ik graag gesteld en beantwoord had willen zien, bijvoorbeeld hoe dat aantal van 1,3 miljoen vastgesteld  is, of daar onderzoek naar is gedaan en zo ja hoe dan? En wat is precies laaggeletterd, wanneer komt iemand voor dat etiket in aanmerking? Zijn er tests voor? En het bedrag van 560 miljoen euro dat laaggeletterdheid de samenleving zou kosten, ook al zoiets ongrijpbaars. Wat zijn dat voor kosten? Bijstandsuitkeringen omdat veel laaggeletterden geen werk kunnen vinden? Dat zou best eens kunnen, maar als die mensen wél zijn opgeleid, dan zijn er nog steeds geen banen voor ze, want ook veel 'geletterden' zijn zonder werk.

Wat je schreef over de discussie van enkele jaren geleden over de Lees & Schrijf- en Makkelijk Lezen-pleinen in de bibliotheek, dat vond ik wel onthullend. Ik heb daar ook iets van gemerkt in de tijd dat ik zelf nog in de bibliotheekwereld werkte, ik was het inmiddels vergeten maar het kwam weer boven. Ik herinner me een presentatie van een marketingdeskundige die liet zien hoe zo’n nieuw ingerichte bibliotheek er dan uit zou kunnen zien. Je kon verschillende modules bestellen en ik geloof zelfs dat ik toen nog gevraagd heb of er ook iets voor grote-letterboeken bij was en daar was inderdaad een kast voor bedacht. En voor baby's was er ook wat. Maar de pleinen die eerder al ontworpen waren voor mensen die niet zo goed kunnen lezen, die pasten niet in het concept, dus die zouden helaas moeten verdwijnen. Was Conny toen ook in de zaal, om zich daartegen te verzetten? Anders zal ze dat ongetwijfeld elders gedaan hebben.

Dat tij is nu dus blijkbaar gekeerd, maar het laat volgens mij wel zien dat de bibliotheek een beetje zwalkt in haar aandacht voor laaggeletterden. Ik zou dan ook als wethouder met de bibliotheek in mijn portefeuille eerst graag een paar duidelijke afspraken willen maken voor ik besloot de bibliotheek te blijven subsidiëren vanwege de laaggeletterden. Wat Frank Huysmans in zijn reactie schreef zou ik zeker ter harte nemen:

Gemeenten doen er, als voornaamste subsidiegevers van het openbaar bibliotheekwerk, dan ook goed aan de bibliotheken bij de les te houden en te verlangen dat zij hun leesonderwijsondersteunende rol versterken. Lukt dit hun niet, dan kan dit deel van de bibliotheeksubsidie natuurlijk beter worden besteed aan andere partijen die dit wel voor elkaar krijgen.

Ik begreep uit de reactie van cajunlady dat bibliotheken subsidie kunnen krijgen van het SIOB, speciaal voor de bestrijding van laaggeletterdheid. Begrijpelijk dat bibliotheken daar gebruik van willen maken. Maar dergelijke projectsubsidies houden meestal weer een keer op. Vaak is dat het geval als een programma na een paar jaar net goed begint te lopen.  En dan zal de bieb weer iets nieuws moeten zoeken om indruk mee te maken op subsidieverstrekkers.

Wat Frank Huysmans in de reportage vertelde, dat in Noord-Europa het bestaan van en de toegankelijkheid tot bibliotheken iets is dat totaal niet ter discussie staat, dat is in Nederland helaas niet gelukt. Of dat aan de bibliotheek ligt of aan de politiek, wie het weet mag het zeggen. Misschien kan het er alsnog van komen. Maar dan zal veel duidelijker moeten worden waar de bibliotheek voor staat en vooral: hoe dat in de praktijk vorm krijgt. En dan zijn er in de bibliotheek naast marketeers en onderwijsspecialisten en ict-ers en informatiespecialisten en social media-kenners en noem ze allemaal maar op, óók mensen nodig die zelf veel van lezen houden en die vinden dat iedereen in elk geval de kans moet krijgen veel van lezen te gaan houden.

Hartelijke groet, schrvrdzs

p.s. Wat mij betreft mogen mensen die denken met een campagne als Igeekdebibliotheek de bieb te redden meteen elders hun diensten gaan aanbieden.
p.s. 2 Cajunlady schreef 'wiens brood men eet, diens woord men spreekt' en dat deed me denken aan 'wie betaalt, bepaalt'. Dat combinerend met het feit dat Stichting Lezen & Schrijven, zoals Eline in haar reactie vertelde, haar medewerking aan het programma heeft verleend, deed me ineens vermoeden waarom er geen kritische vragen gesteld werden. Maar hier speelt misschien gewoon mijn argwanende aard mij parten.

Schilderij: Gerard Boersma, The Thinker

woensdag 19 februari 2014

Woorden en daden


















Gisteravond raakte ik via twitter in gesprek over een reportage uit het programma Altijd wat, die over laaggeletterdheid en het sluiten van bibliotheken ging. Omdat een gesprek op twitter al snel een rommeltje wordt dacht ik: laat ik proberen er een blogstukje van te maken.

Ik hou van de bibliotheek en ik vind dat de bibliotheek op zo veel mogelijk plaatsen moet blijven. Laat ik dat eerst maar even zeggen. Sommige mensen vinden dat de bieb wel weg kan omdat je toch alles op internet kunt vinden of omdat er e-boeken zijn. Zo denk ik er dus niet over. Ik hou weliswaar van de bibliotheek met een wat wanhopige en onbeantwoorde liefde, het soort liefde dat Edwin Mijnsbergen mooi vergeleek met de tegen-wil-en-dank-liefde die je voor Feyenoord kunt voelen. Het is een rotclub, maar het is wel míjn rotclub, zoiets.

Omdat ik van de bibliotheek hou keek ik gisteravond naar Altijd Wat. Iedereen in de reportage was het er over eens dat de bibliotheek niet weg mag, omdat er zoveel laaggeletterden zijn in Nederland. We zagen een man die tot voor kort niet kon lezen en schrijven en die dat nu geleerd heeft. Hij vertelde hoe blij hij daarmee was en hoe het zijn leven veranderd had en hoeveel hij van de bibliotheek was gaan houden. Dat was dapper en leuk en een beetje ontroerend en je gunt natuurlijk iedere jongere en volwassene die niet kan lezen en schrijven dat hij of zij het zo snel mogelijk alsnog kan leren.

Ik ben eerlijk gezegd vergeten over welk aantal laaggeletterden het gisteren ging, maar vaak wordt het getal van 1,5 miljoen genoemd. En omdat het er zoveel zijn blijkt daar meteen uit dat de bibliotheek hard nodig is, wordt dan gezegd, en is het dus helemaal fout om overal bibliotheken te sluiten. En dan denk ik: waarom vraagt nou nooit niemand in zo’n reportage eens: Tot voor kort waren er nog overal bibliotheken en toch zijn er 1,5 miljoen laaggeletterden in Nederland, hoe zit dat? Zijn die 1,5 miljoen niet te helpen of hebben de bibliotheken dat niet voldoende geprobeerd? Hetzelfde vraag ik me ook af bij de Stichting Lezen & Schrijven. Die bestond onlangs tien jaar en ze zeggen al tien jaar dat ze hard nodig zijn omdat er 1,5 miljoen laaggeletterden zijn in Nederland. Dan denk ik ook: zou het niet overtuigender zijn als je kon zeggen dat er tien jaar geleden 1,5 miljoen waren en nu nog maar 0,5 miljoen? Of voor mijn part 1 miljoen?

De man die in het programma aan het woord kwam was lezen en schrijven gaan leren omdat zijn baas ontdekt had dat hij dat niet kon. Die baas zei toen: Daar gaan we wat aan doen; de man ging naar school en leende boeken bij de bieb. De bibliotheek heeft boeken in huis die geschikt zijn voor volwassenen die net beginnen met lezen. Dat is fijn, maar daar hoeft te bieb niet voor te blijven. Die boeken hadden ook aanwezig kunnen zijn op de school waar die man leerde lezen en schrijven. Dan had hij ze daarvandaan mee naar huis kunnen nemen. Hij was dan misschien niet de bibliotheek als zijn tweede huis gaan beschouwen, zoals hij vertelde en zoals menig bibliothecaris op twitter prachtig vond. Maar misschien waren andere laaggeletterden van de cursus wel blij geweest als ze hun leesboeken meteen mee naar huis hadden kunnen nemen. Want hoe voelt het als je nog maar net kunt lezen en als je dan in de bak met makkelijk-lezen-boeken staat te zoeken en ineens staat de buurvrouw naast je? Dan durf je misschien wel nooit meer naar de bibliotheek. Niet iedereen is zo dapper als die man in de reportage.

Ik heb een beetje de indruk dat de bibliotheek in de laaggeletterden ineens een strohalm ziet om zich aan vast te klampen in deze tijd van onzekerheid. Eerder waren het de zzp-ers die in de bieb kwamen werken en de scholieren die er hun werkstukken zaten te maken. Toen dacht ik ook al: daar heb je de bibliotheek niet voor nodig, dat kan in een café met internet ook. Want die zzp-ers en die scholieren, die komen voor de tafels en stoelen en de wifi, niet voor de boeken. De laaggeletterden komen, áls ze komen, dan nog wel voor de boeken maar ik vraag me af of de bieb de beste plaats is om die boeken neer te zetten. Vanwege die buurvrouw. 

Natuurlijk moet er zoveel mogelijk gedaan worden tegen laaggeletterdheid. Elke volwassene die wil leren lezen en schrijven moet een cursus kunnen volgen, net zolang tot het gelukt is. Er zou geen kind meer de school mogen verlaten dat niet goed genoeg kan lezen. Iedereen gaat minstens tot zijn zestiende naar school, hoe is het dan toch mogelijk dat er 1,5 miljoen Nederlanders rondlopen die niet of nauwelijks kunnen lezen en schrijven? Terwijl er ook al tien jaar een Stichting Lezen & Schrijven is en terwijl de afbraak van de bibliotheeksector nog maar net begonnen is? Snappen jullie dat? Ik niet.

Ik vind het erg belangrijk dat laaggeletterdheid wordt aangepakt en vooral: voorkomen. Ik vind het ook erg belangrijk dat de bibliotheek blijft bestaan. Als plaats waar iedereen die behoorlijk heeft leren lezen en schrijven kan ontdekken wat er allemaal te lezen valt. Hoe niet alleen het feit dát je kunt lezen je leven kan veranderen, maar vooral wát je kunt lezen. Daarom moet de bibliotheek blijven, om dat uit te dragen. Maar dat is een ander verhaal.

Schilderij: Ignat Bednarik

zondag 2 februari 2014

Rotterdam 2014







Twee vrouwen en een man kwamen de bus in. Ze gingen zitten en één van de vrouwen zei tegen de anderen: 'Ik stap nooit in die bus! Ik haat de bus. Ik haat de bus, echwaar, ik hou niet van de bus. Dat komt door dat ongeluk dat ik gehad heb. Hij kwam op mijn wegdek, ik haat de bus, ik stap er nooit in. Ik ging naar mijn werk en ik was te laat en de bus kwam eraan en dan zou ik op tijd komen maar ik stap er nooit in, ik haat de bus. Dat komt door dat ongeluk, niet dat ik er een trauma van heb hoor, maar ik haat de bus. Jullie hebben me overgehaald om in de bus te stappen.'
Ik drukte op de stopknop want ik moest eruit, de andere vrouw zei: 'Die mevrouw gaat eruit door die verhalen van jou.'
De eerste vrouw: 'Ik zal jullie straks op internet de foto’s van m'n auto laten zien, die zat helemaal in elkaar, die bus was zó breed, hij kwam helemaal op mijn wegdek.'
De andere vrouw: 'Was het deze bus?'
De eerste: 'Net zo’n bus, van de RET.'
De andere: 'Was het deze chauffeur?'
Ik moest eruit, kwam langs mevrouw één en zei tegen haar:  'Ik ben dol op de bus.' Zij: 'Ik haat de bus.'
Toen ik al bijna buiten stond hoorde ik de chauffeur naar haar roepen: 'Hé!' 
Dus ik heb vast nog wat gemist.

Plaatje hier gevonden.

donderdag 14 maart 2013

Rotterdam 2013-3



















De uitdrukking 'Ben je in de kerk geboren?' heb ik zelf denk ik nog nooit gebruikt en ik had hem al tientallen jaren niet gehoord. Maar gisteren hoorde ik hem: uit de mond van een gehoofddoekte moslima van een jaar of vijfendertig. Zij en ik waren ergens waar kinderen naar buiten en binnen liepen die allemaal de deur lieten openstaan. Dat begon ons een beetje te ergeren en de vrouw zei: ik zou bijna wat zeggen maar dat gaat niet: ben je in de kerk geboren? Ik trok mijn eigen conclusie waarom het niet ging en zei: in de moskee geboren.

Toen ik dit thuis vertelde bleken mijn huisgenoten niet te weten wat 'ben je in de kerk geboren?' betekende.

Foto hier gevonden.

woensdag 27 februari 2013

Brief aan Tenaanval 2














Ha Tenaanval,

Hartelijk dank voor je antwoord! Bloggen is vaak het leukst als iemand het niet met je eens is, daar zijn we het wel over eens denk ik. Dus spreek ik je nog maar een keertje tegen ;-)

Ik had uit je blogstuk begrepen dat je vond dat een kast of kastje met een willekeurige verzameling boeken geen bibliotheek genoemd mag worden maar dat het om die naam te mogen dragen een overdachte verzameling moet zijn. En daarom vond ik dat zowel zo'n little free library als de Vakantiebieb van de ANWB en de 'collectie' van Leeszaal Rotterdam West in principe hetzelfde zijn. Want bij alledrie is de verzameling boeken volstrekt willekeurig en afhankelijk van 'wat de mensen zoal wegdoen' (ik moet ineens aan Suzanne van Herman van Veen denken). Ik vind dat je dat gerust allemaal 'bibliotheek' mag noemen. Bibliotheek betekent verzameling boeken, en meer niet. En natuurlijk is 'de bibliotheek' iets anders, maar dat snapt toch iedereen? Dus waarom bezitterig doen over die naam? PWA doet toch ook niet moeilijk over de IJskoning? Om maar iets te noemen.

Uit je reactie begreep ik dat je niet alleen de willekeurigheid van zo'n kastje of kast(en) met boeken als argument ziet om iets geen bibliotheek te noemen, maar ook het feit dat er niets met die boeken gedaan wordt. Je zegt dat bij een bibliotheek de collectie wordt ingezet voor andere doelen: educatie, bestrijding van laaggeletterdheid, mediawijsheid. Ik heb daar onvoldoende zicht op maar ik geloof het meteen als jij het zegt en ik juich het van harte toe. Dat is allemaal nuttig en nodig.

Maar het is natuurlijk óók zo dat de bibliotheek voor veel mensen alleen maar de plaats is waar ze af en toe of vaak wat te lezen halen. En die mensen kan het weinig schelen of er in de back-office van die bibliotheek aan educatie en mediawijsheid gedaan wordt. Ze willen gewoon een paar boeken meenemen om te lezen. Of om uit voor te lezen. Of om uit te koken. En dát zijn de mensen die steeds vaker teleurgesteld zijn in de bibliotheek. Omdat de boeken die zij graag lezen er niet meer staan of omdat de bibliotheek alleen open is als zij op hun werk zitten of omdat het filiaal in hun buurt gesloten wordt. En een little free library is daar natuurlijk geen oplossing voor, maar het is, denk ik, een soort signaal: kijk eens, het kan ook anders. Heel veel mensen hebben boeken teveel en heel veel mensen zijn op zoek naar iets te lezen en als we dat nou eens bij elkaar brengen? (Waarom is de bibliotheek daar eigenlijk niet opgekomen? Om ook een kast neer te zetten waarin lezers hun overtollige boeken kunnen zetten die anderen dan weer mee kunnen nemen?)

En ook in die zin is, denk ik, een initiatief als Leeszaal Rotterdam West hetzelfde als die kleine kleurige kastjes: een signaal dat het ook anders kan. Dat als de officiële bibliotheek vertrekt, dat dan de niet-officiële bibliotheek het gaat proberen. En dan krijgen alle echte bibliothecarissen de kriebels, want vrijwilligers, zoals bekend, die weten er niks van. Niks van collectievorming, niks van educatie, niks van het bestrijden van laaggeletterdheid. Maar anderen krijgen er andere kriebels van: het aangename gevoel dat je ook buiten de gebaande paden kunt lopen. Dat je vrijwel zonder geld iets voor elkaar kunt krijgen. Dat je met een ouwe tafel en twintig verschillende stoelen ineens een leuke leestafel kunt hebben. Dat je met boeken die je zelf niet meer hoeft een ander een plezier kunt doen. Dat je in een kastje of kast ineens iets ziet staan dat je graag wilt lezen. En dat je het dan zomaar zonder pasje mag meenemen.

In een erg verlicht moment zou je zelfs kunnen denken dat je hier iets ziet opdoemen van een nieuwe maatschappij...

Maar nu draaf ik natuurlijk veel te ver door.

En wat betreft die ANWB-Vakantiebieb, daar heb je helemaal gelijk in, dat is alleen maar marketing. Maar is het dan niet juist leuk dat voor die marketing iets met bóeken gedaan wordt?

En wat betreft Bibliotheek Rotterdam, daar heb je ook helemaal gelijk in. Uiteraard wordt daar nagedacht over de opbouw van de collectie. Maar ik blijf het toch raar vinden dat oudere boeken van een bekende schrijver die nog steeds schrijft uit de collectie verdwijnen. Waarom kunnen die niet bewaard worden in een aparte zaal met volle hoge kasten, waar de retailgedachte nog geen invloed heeft? Ik zou ze daar graag gaan opzoeken.

Wederom een hartelijke groet, schrvrdzs


p.s. De foto ben ik speciaal voor jou (en natuurlijk ook om hem bij deze brief te kunnen doen) gaan maken in de Leeszaal. Dergelijke kastjes hebben op diverse plaatsen in de wijk buiten gehangen, als reclame voor het Leeszaalfestival van november. Soms verdwenen  niet alleen de boeken maar werd ook het kastje meegenomen. Vandaar waarschijnlijk dat ze nu ter decoratie binnen dienen. De gedachte achter de mini-collectie die zich erin bevindt laat zich eenvoudig raden ;-)

maandag 25 februari 2013

Brief aan Tenaanval


















Ha Tenaanval,

Ik las een paar dagen geleden je blogpost 'Een bieb is een bieb is een bieb?' en voelde de neiging opkomen erop te reageren. Ik dacht: dat zakt wel weer, maar nee. Dus hier alsnog een reactie, in de vorm van een brief. Voel je niet verplicht terug te schrijven hoor!

'“Da’s geen bieb, dat is een verzameling boeken die niemand meer wil hebben.” Dat klinkt misschien een beetje flauw, maar dat is wel precies wat mijn probleem is met al die “little free libraries” die nu overal oppoppen.' schrijf je. Tja, en toen dacht ik meteen ook iets flauws: de bibliotheek, dat is een verzameling boeken die niemand meer wil lezen. Dat is precies wat mijn probleem is met al die bibliotheken die de retailgedachte omarmd hebben.

Maar goed, laten we niet flauw doen. We weten allebei dat we maar ten dele gelijk hebben. De little free libraries worden gebruikt, de bibliotheek ook. In beide kun je soms iets van je gading vinden, soms ook niet.

Op dat idee 'boeken die niemand meer wil hebben' borduur je nog wat door: boeken die DeSlegte niet wil hebben, boeken die van de papiercontainer gered zijn. Dat van DeSlegte kan kloppen, maar dat niemand die boeken meer wil hebben lijkt me onzin. Het gaat om één persoon die ze niet meer wil hebben en die ze daarom beschikbaar stelt voor een ander, die ze misschien best wil hebben. En boeken van de papiercontainer redden, dat lijkt me iets dat alleen maar toe te juichen is.

Ik kom de laatste tijd af en toe in Leeszaal Rotterdam West. Ik heb er een paar maanden geleden een blogstukje over geschreven, dat je denk ik wel gelezen hebt. En er stonden ook artikelen over in het Bibliotheekblad en op bibliotheeksites, dus je bent neem ik aan op de hoogte van het idee erachter. Dat idee is veel breder dan alleen het ruilen van boeken, zoals ook het idee achter de 'echte' bibliotheek breder is dan alleen het uitlenen van boeken. Bij de Leeszaal gaat het ook om de ontmoetingsfunctie, de bijdrage aan de saamhorigheid van een zeer diverse wijk, het is een plaats waar ZZP-ers uit de buurt elkaar kunnen ontmoeten, waar films te zien zullen zijn, waar auteurs komen voorlezen, waar vergaderd kan worden, waar kleine congressen kunnen worden gehouden. Het is allemaal nog in opbouw en of het lukt weet niemand, maar veel mensen geloven erin en doen er hun best voor. Misschien is het nog eens iets voor een volgend blogstukje, maar nu wil ik het, naar aanleiding van wat jij schreef, alleen hebben over de 'collectie'. Ik zet het maar even tussen aanhalingstekens, want van jou mag het vast geen collectie heten, omdat er geen gedachte achter zit. En ja, het is een zootje ongeregeld. Er zit geen lijn in, geen systeem, er is geen plan voor gemaakt. Het zijn simpelweg boeken die iemand niet meer wil hebben. Met een paar tegelijk naar de Leeszaal gebracht, soms een plastic tasje vol, soms per doos, soms een groot deel van het boekenbezit van iemand die overleden is. Er zitten stokoude boeken bij maar ook veel recente, zo te zien maar een keer of zelfs helemaal niet (want nog in de krimpfolie) gelezen. Iemand zal gedacht hebben: ik zal het zelf niet meer lezen, weggooien is zonde maar in m'n kast hoef ik het ook niet, dus dit is een mooie manier om er vanaf te komen en zo heeft een ander er misschien nog wat aan.

Het is precies hetzelfde als de little free libraries, maar dan op grotere schaal. En wat die vakantiebieb van de ANWB doet, dat is natuurlijk ook hetzelfde. En er zit wel degelijk een gedachte achter en wel deze: wat de een niet meer hoeft, daar kan een ander nog plezier van hebben. Niet alles hoeft diep overdacht te zijn, niet over alles hoeft vergaderd te worden. Sommige ideeën komen spontaan op. En van mij mag je elke verzameling boeken een bibliotheek noemen. Je hebt 'de' bibliotheek en je hebt allerlei andere bibliotheken en bibliotheekjes. De ANWB noemt hun ruilkast trouwens 'Vakantiebieb' en 'bieb' is een woord dat een 'echte' zichzelf respecterende bibliothecaris nooit gebruikt, is mij ooit verteld. Dus dat moet zéker mogen. Bij de Leeszaal gebruiken ze het woord bibliotheek ook niet, heel goed beseffend dat ze dat niet zijn.

En weet je wat raar is? Naarmate zo'n ongestructureerde collectie groter wordt, komt er vanzelf meer lijn in. Steeds meer auteurs raken vertegenwoordigd, je kunt de 'spannende boeken' er tussenuit vissen en dan heb je zomaar een spanningskast. Iemand schenkt een paar dozen Franse boeken en dan heb je ineens een afdeling Franse literatuur. En weet je wat leuk is? Mensen nemen iets mee en geven er iets anders voor terug en zo is de 'collectie' steeds in beweging zonder dat je er geld voor hoeft uit te geven.

Tot slot even over die gedachte die achter de collectie zit bij de 'echte' bibliotheek. Ik neem onmiddellijk aan dat die er is, maar ik weet óók dat boeken die tien jaar oud zijn meestal gedachteloos op grond van hun leeftijd uit de collectie gehaald worden. Zo kun je dus meemaken dat je van een schrijver die al vele jaren schrijft en die je nu eens wilt leren kennen, zoals ik dat onlangs had met Paul Auster, zijn oudere werk maar met moeite kunt bemachtigen omdat Bibliotheek Rotterdam op de bovenste planken de boeken frontaal wil plaatsen en er daarom maar weer eens een rondje afschrijven tegenaan heeft gegooid. En, met alle respect en liefde die ik mijn hele lezende leven al voor de bibliotheek voel, ik vind dat je dan toch een beetje bescheiden moet zijn over die 'gedachte' achter je collectie.

Met hartelijke groet, schrvrdzs


Op de foto een kleine selectie uit de 'collectie' spannende boeken van Leeszaal Rotterdam-West, gevonden op hun facebook-pagina.

zondag 3 februari 2013

Rotterdam 2013-2


















Op 31 januari werd Leeszaal Rotterdam-West, waar ik eerder al iets over schreef officieel geopend. Omdat het Gedichtendag was, werden er gedichten voorgelezen. Dichters uit de buurt en andere wijkbewoners lazen uit eigen of andermans werk. 'Andermans werk' liep uiteen van Guido Gezelle tot Riekus Waskowsky, 'eigen werk' was onder andere een lang gedicht van Eddy Elsdijk en een door twee zusjes van elf geschreven gedicht over lezen. De tweelingzusjes lazen het samen voor, om de beurt een zin en ook een paar zinnen samen, en ik herinner me dit stukje:

Soms is het boek spannend
Soms is het saai
Dan pak ik een ander
En ben ik weer blij.

Het leuke hieraan was dat saai en blij op elkaar rijmden. En dit is géén kritiek, integendeel.

Foto hier gevonden.

vrijdag 18 januari 2013

Wat ik las 74

Man in het duister van Paul Auster is een roman maar bevat ook een verhaal en een essay en misschien is het ook nog te beschouwen als een brief. Dit is typisch Auster, voor zover ik hem inmiddels ken. Een caleidoscopisch boek, met zijpaden en verschillende lagen, een boek waarvan je niet goed weet wat nou eigenlijk de kern is. Of misschien zijn er meer kernen. Of misschien is het een soort ui die je kunt blijven afpellen om uiteindelijk niets over te houden, wat niet geeft omdat de schillen interessant waren.

Hoofdpersoon van het boek is August Brill. Of is hij alleen de verteller? Daar heb je het al. Misschien moet je degene die in het boek nauwelijks voorkomt maar die wel de reden of de oorzaak of de achtergrond, of hoe ik het moet noemen, van het boek is, wel de hoofdpersoon noemen. Misschien is er geen hoofdpersoon. (Heeft een boek altijd een hoofdpersoon? Daar heb ik nog nooit over nagedacht eerlijk gezegd.)

Het is nacht en August Brill ligt wakker. Hij is 72, was vroeger literatuurcriticus en woont bij zijn dochter. Zijn vrouw is nog niet zo lang geleden gestorven en daarna heeft Brill een auto-ongeluk gehad waardoor hij nu met een kruk moet lopen. Zijn dochter Miriam heeft hem toen hij uit het ziekenhuis kwam gevraagd bij haar te komen wonen. Zelf is ze ook alleen, na een scheiding. Ook Brills kleindochter en dochter van Miriam, Katya, woont in dat huis sinds de dood van haar vriend. Miriam is ergens in de veertig, Katya begin twintig (precies weet ik het niet meer). Het is dus een huis vol verdriet en door dat verdriet kan August ook deze nacht niet slapen. Hij probeert zijn gedachten af te leiden door een verhaal te bedenken. Dat verhaal sleept je als lezer zo mee dat je vergeet dat je eigenlijk over Brill aan het lezen bent. Ineens kom je dan weer bij hem terecht en denkt: o ja.

Het verhaal dat Brill zichzelf vertelt heeft een eigen hoofdpersoon: Owen Brick, een goochelaar uit New York, die op een ochtend wakker wordt in een kuil in een hem onbekend gebied. Hij blijkt te zijn terechtgekomen in een 'parallelle' wereld, het is wel Amerika en (zo hoort hij later) Bush is de president, maar van een oorlog in Irak is niets bekend. Er is een burgeroorlog aan de gang en een deel van de Amerikaanse staten heeft zich afgescheiden. Er zijn miljoenen doden gevallen. Brick blijkt uitgekozen te zijn om aan deze toestand een einde te maken. Hem wordt verteld dat alles de schuld is van de man die het allemaal in zijn hoofd heeft zitten. Als die man wordt vermoord zal de oorlog voorbij zijn. Brick zal dat moeten doen. Hij verzet zich ertegen, maar lijkt uiteindelijk toch toe te geven omdat hij en zijn vrouw, als hij weer terug is in zijn oude leven, met de dood bedreigd worden. Maar voor hij de man die hij moet vermoorden, en die August Brill heet, bereikt heeft komt hij om bij een ontploffing. Hij is dan in het huis van een vrouw die een onbereikbare jeugdliefde van hem was en die in beide werelden aanwezig blijkt te zijn. Dit klinkt misschien allemaal wat vreemd en dat is het ook wel, maar als verhaal vond ik het voldoende overtuigend.

Soms raakt Brill door lichamelijke ongemakken uit zijn verhaal en denkt hij aan andere dingen. Bijvoorbeeld aan de films die hij met Katya bekeken heeft. Katya zat op de filmacademie maar is daar mee gestopt na de dood van haar vriend. Samen met haar opa bekijkt ze elke dag een aantal films, om de beelden in hun hoofd niet te hoeven zien. Over die films heeft Katya een theorie die ze haar opa verteld heeft (dit is wat ik een essay zou willen noemen) en waar hij nu aan terugdenkt. Het gaat over het belang van voorwerpen in films en Brill bedenkt zelf een nieuw voorbeeld daarvan, dat hij aan Katya wil vertellen.  Het gaat over een horloge in een Japanse film. In die film komen twee uitspraken voor, die misschien als de kern van het boek te beschouwen zijn. Als het een kern heeft.

Er volgt een lange stilte, dan kijkt het meisje haar schoonzus aan en zegt: 'Het leven is één grote teleurstelling, hè?' Noriko kijkt het meisje aan, en met een afwezige blik in haar ogen antwoordt ze: 'Ja, dat is het.'

Later op die dag geeft de schoonvader van Noriko haar het horloge van haar overleden schoonmoeder. Het meisje is de weduwe van zijn zoon en hij vindt dat ze moet hertrouwen.

'Ik wil dat je gelukkig wordt,' zegt de oude man.
Een kort zinnetje en Noriko stort in, verpletterd door het gewicht van haar eigen leven. 'Ik wil dat je gelukkig wordt.'

Later in het boek denkt Brill weer aan dat 'Het leven is één grote teleurstelling' en 'Ik wil dat je gelukkig wordt.' Ik weet niet meer of hij het denkt in verband met Miriam of met Katya, maar dat doet er ook niet toe, hij wil het ongetwijfeld voor allebei.

De vraag is dan: kan dat? Dat het leven enerzijds een grote teleurstelling is maar dat je desondanks gelukkig wordt? Het boek beantwoordt die vraag niet. Je zou kunnen denken dat Auster wil zeggen: nee, het kan niet. Want wat je nog meer te lezen krijgt is zó verschrikkelijk dat het alle hoop op geluk de bodem lijkt in te slaan. Ik vertel niet wat het is omdat wie het boek nog gaat lezen niet al aan het begin moet weten wat je pas aan het einde te horen krijgt. Als lezer word je er hevig door geschokt en je begrijpt dat het voor de betrokkenen in het boek noodzakelijk is om hun gedachten zoveel mogelijk op iets anders te richten, bijvoorbeeld op verhalen en films, om door te kunnen leven.

In de nacht dat alles zich afspeelt vindt ook een gesprek plaats tussen Brill en Katya. Katya kan evenmin slapen en hoort lawaai in de kamer van haar opa, die iets laat vallen, en komt naar hem toe. Ze komt naast hem in bed liggen en hij vertelt haar over zijn huwelijk met Sonia, van wie hij gescheiden was maar met wie hij later weer is gaan samenwonen en van wie hij veel hield, en die nu dood is. Uiteindelijk valt Katya in slaap. Als het ochtend is komt Miriam de kamer binnen. August stelt voor om ergens te gaan ontbijten, met roerei met spek, wentelteefjes en en pannenkoeken.

Dat plan voor een ontbijt leek me een vorm van hoop. Dat het misschien tóch kan, in deze wereld gelukkig worden. Een bescheiden hoop, want hoe gelukkig word je van pannenkoeken, maar toch een klein stukje hoop.

Dan is er ook nog het boek dat Miriam aan het schrijven is. Dat is gewijd aan een dichteres die Brill niet goed vind op een fantastische regel na ('beter dan alles wat ik ooit heb gelezen').

'Welke?' vraagt ze, en ze draait zich om en kijkt me aan.
'"Terwijl de dwaze wereld doordraait."'
Miriam grijnst opnieuw breed. 'Ik wist het,' zegt ze. 'Toen ik dat citaat opschreef, zei ik tegen mezelf: "Dat vindt hij mooi. Het had voor hem geschreven kunnen zijn."'
'De dwaze wereld draait door, Miriam.'
Met mijn kruk in mijn hand loopt ze terug naar het bed en komt naast me zitten. 'Ja pap,' Zegt ze, terwijl ze een bezorgde blik op haar dochter werpt, 'de dwaze wereld draait door.'

Zo eindigt het boek. En daarmee mijn verslag. Op een ding na. Ik dacht dat je het boek misschien ook als brief kunt beschouwen. Een brief aan de familie Grossman, aan wie het is opgedragen, ter herinnering aan hun gesneuvelde zoon Uri. Eerder, toen ik het boek voor de eerste keer gelezen had, vroeg ik me af hoe Auster juist dit boek waar zoveel ellende in voorkomt als troostboek kon bedoelen. Ik heb het nu twee keer gelezen en begin er misschien iets van te vermoeden. Ik hoop dat dat uit het bovenstaande een beetje gebleken is.

Ik vond het het meest indrukwekkende boek dat ik tot nu toe van Auster las.

donderdag 10 januari 2013

Broeders en Zusters

















 

Een tijdje geleden zaten we hier thuis aan de koffie en kregen de slappe lach. Niet zo erg als vroeger op de hbs, maar toch iets wat er op leek. Dat kwam door een non. Ik verzamel plaatjes van voorlezers, voor mijn (sorry, even reclame) nieuwe blogje met voorleeskunst. Een huisgenoot was op de laptop voor me aan het meezoeken en zei: ik heb er hier een met een non. Waarop een andere huisgenoot zei: Non de Ju? En ik: Non Descript? En toen ging het verder over Zuster Lijk en  Zuster Pop (het woord 'zusterpop' komt voor in Nijntje) en Broeder Moord en Broeder Volk. Hoe flauwer het werd hoe harder we moesten lachen. En ik dacht: doen andere mensen zoiets ook wel eens? Zal vast wel, maar je vraagt het ze niet zo snel. Vandaag kreeg ik toch antwoord, in Sunset Park van Paul Auster. Het gaat in dit stukje over een vader die eraan terugdenkt  hoe hij vaak op zaterdagochtend met zijn zoontje ging ontbijten in een restaurantje en daar bijvoorbeeld met hem over honkbal praatte.

en hij genoot van de teams die ze samenstelden met de namen van echte spelers, zoals het lichaamsdelenteam: Bill Hands, Barry Foote, Rollie Fingers, Elroy Face, Ed Head (...), of het financiële team, bestaande uit Dave Cash, Don Money, Bobby Bonds (...). Ja, Miles was als kind dol op dat soort onzin, en als hij begon te lachen, dan was het brullend en niet te stoppen (...).

Ik geef toe dat het niveau hoger is, maar het principe vind ik toch hetzelfde.

Plaatje hier gevonden.