WELKOM OP MIJN WEBLOG

Dit blog is in de loop der jaren veranderd. Ooit ging het vooral over de bibliotheek, nu gaat het meer over lezen en taal. (Wie denkt: de bibliotheek gaat toch óók over lezen en taal, ziet dat anders dan ik.) Ooit werd het elke dag bijgehouden, nu minder regelmatig. Wat hetzelfde gebleven is: opmerkingen zijn van harte welkom.

donderdag 14 maart 2013

Rotterdam 2013-3



















De uitdrukking 'Ben je in de kerk geboren?' heb ik zelf denk ik nog nooit gebruikt en ik had hem al tientallen jaren niet gehoord. Maar gisteren hoorde ik hem: uit de mond van een gehoofddoekte moslima van een jaar of vijfendertig. Zij en ik waren ergens waar kinderen naar buiten en binnen liepen die allemaal de deur lieten openstaan. Dat begon ons een beetje te ergeren en de vrouw zei: ik zou bijna wat zeggen maar dat gaat niet: ben je in de kerk geboren? Ik trok mijn eigen conclusie waarom het niet ging en zei: in de moskee geboren.

Toen ik dit thuis vertelde bleken mijn huisgenoten niet te weten wat 'ben je in de kerk geboren?' betekende.

Foto hier gevonden.

woensdag 27 februari 2013

Brief aan Tenaanval 2














Ha Tenaanval,

Hartelijk dank voor je antwoord! Bloggen is vaak het leukst als iemand het niet met je eens is, daar zijn we het wel over eens denk ik. Dus spreek ik je nog maar een keertje tegen ;-)

Ik had uit je blogstuk begrepen dat je vond dat een kast of kastje met een willekeurige verzameling boeken geen bibliotheek genoemd mag worden maar dat het om die naam te mogen dragen een overdachte verzameling moet zijn. En daarom vond ik dat zowel zo'n little free library als de Vakantiebieb van de ANWB en de 'collectie' van Leeszaal Rotterdam West in principe hetzelfde zijn. Want bij alledrie is de verzameling boeken volstrekt willekeurig en afhankelijk van 'wat de mensen zoal wegdoen' (ik moet ineens aan Suzanne van Herman van Veen denken). Ik vind dat je dat gerust allemaal 'bibliotheek' mag noemen. Bibliotheek betekent verzameling boeken, en meer niet. En natuurlijk is 'de bibliotheek' iets anders, maar dat snapt toch iedereen? Dus waarom bezitterig doen over die naam? PWA doet toch ook niet moeilijk over de IJskoning? Om maar iets te noemen.

Uit je reactie begreep ik dat je niet alleen de willekeurigheid van zo'n kastje of kast(en) met boeken als argument ziet om iets geen bibliotheek te noemen, maar ook het feit dat er niets met die boeken gedaan wordt. Je zegt dat bij een bibliotheek de collectie wordt ingezet voor andere doelen: educatie, bestrijding van laaggeletterdheid, mediawijsheid. Ik heb daar onvoldoende zicht op maar ik geloof het meteen als jij het zegt en ik juich het van harte toe. Dat is allemaal nuttig en nodig.

Maar het is natuurlijk óók zo dat de bibliotheek voor veel mensen alleen maar de plaats is waar ze af en toe of vaak wat te lezen halen. En die mensen kan het weinig schelen of er in de back-office van die bibliotheek aan educatie en mediawijsheid gedaan wordt. Ze willen gewoon een paar boeken meenemen om te lezen. Of om uit voor te lezen. Of om uit te koken. En dát zijn de mensen die steeds vaker teleurgesteld zijn in de bibliotheek. Omdat de boeken die zij graag lezen er niet meer staan of omdat de bibliotheek alleen open is als zij op hun werk zitten of omdat het filiaal in hun buurt gesloten wordt. En een little free library is daar natuurlijk geen oplossing voor, maar het is, denk ik, een soort signaal: kijk eens, het kan ook anders. Heel veel mensen hebben boeken teveel en heel veel mensen zijn op zoek naar iets te lezen en als we dat nou eens bij elkaar brengen? (Waarom is de bibliotheek daar eigenlijk niet opgekomen? Om ook een kast neer te zetten waarin lezers hun overtollige boeken kunnen zetten die anderen dan weer mee kunnen nemen?)

En ook in die zin is, denk ik, een initiatief als Leeszaal Rotterdam West hetzelfde als die kleine kleurige kastjes: een signaal dat het ook anders kan. Dat als de officiële bibliotheek vertrekt, dat dan de niet-officiële bibliotheek het gaat proberen. En dan krijgen alle echte bibliothecarissen de kriebels, want vrijwilligers, zoals bekend, die weten er niks van. Niks van collectievorming, niks van educatie, niks van het bestrijden van laaggeletterdheid. Maar anderen krijgen er andere kriebels van: het aangename gevoel dat je ook buiten de gebaande paden kunt lopen. Dat je vrijwel zonder geld iets voor elkaar kunt krijgen. Dat je met een ouwe tafel en twintig verschillende stoelen ineens een leuke leestafel kunt hebben. Dat je met boeken die je zelf niet meer hoeft een ander een plezier kunt doen. Dat je in een kastje of kast ineens iets ziet staan dat je graag wilt lezen. En dat je het dan zomaar zonder pasje mag meenemen.

In een erg verlicht moment zou je zelfs kunnen denken dat je hier iets ziet opdoemen van een nieuwe maatschappij...

Maar nu draaf ik natuurlijk veel te ver door.

En wat betreft die ANWB-Vakantiebieb, daar heb je helemaal gelijk in, dat is alleen maar marketing. Maar is het dan niet juist leuk dat voor die marketing iets met bóeken gedaan wordt?

En wat betreft Bibliotheek Rotterdam, daar heb je ook helemaal gelijk in. Uiteraard wordt daar nagedacht over de opbouw van de collectie. Maar ik blijf het toch raar vinden dat oudere boeken van een bekende schrijver die nog steeds schrijft uit de collectie verdwijnen. Waarom kunnen die niet bewaard worden in een aparte zaal met volle hoge kasten, waar de retailgedachte nog geen invloed heeft? Ik zou ze daar graag gaan opzoeken.

Wederom een hartelijke groet, schrvrdzs


p.s. De foto ben ik speciaal voor jou (en natuurlijk ook om hem bij deze brief te kunnen doen) gaan maken in de Leeszaal. Dergelijke kastjes hebben op diverse plaatsen in de wijk buiten gehangen, als reclame voor het Leeszaalfestival van november. Soms verdwenen  niet alleen de boeken maar werd ook het kastje meegenomen. Vandaar waarschijnlijk dat ze nu ter decoratie binnen dienen. De gedachte achter de mini-collectie die zich erin bevindt laat zich eenvoudig raden ;-)

maandag 25 februari 2013

Brief aan Tenaanval


















Ha Tenaanval,

Ik las een paar dagen geleden je blogpost 'Een bieb is een bieb is een bieb?' en voelde de neiging opkomen erop te reageren. Ik dacht: dat zakt wel weer, maar nee. Dus hier alsnog een reactie, in de vorm van een brief. Voel je niet verplicht terug te schrijven hoor!

'“Da’s geen bieb, dat is een verzameling boeken die niemand meer wil hebben.” Dat klinkt misschien een beetje flauw, maar dat is wel precies wat mijn probleem is met al die “little free libraries” die nu overal oppoppen.' schrijf je. Tja, en toen dacht ik meteen ook iets flauws: de bibliotheek, dat is een verzameling boeken die niemand meer wil lezen. Dat is precies wat mijn probleem is met al die bibliotheken die de retailgedachte omarmd hebben.

Maar goed, laten we niet flauw doen. We weten allebei dat we maar ten dele gelijk hebben. De little free libraries worden gebruikt, de bibliotheek ook. In beide kun je soms iets van je gading vinden, soms ook niet.

Op dat idee 'boeken die niemand meer wil hebben' borduur je nog wat door: boeken die DeSlegte niet wil hebben, boeken die van de papiercontainer gered zijn. Dat van DeSlegte kan kloppen, maar dat niemand die boeken meer wil hebben lijkt me onzin. Het gaat om één persoon die ze niet meer wil hebben en die ze daarom beschikbaar stelt voor een ander, die ze misschien best wil hebben. En boeken van de papiercontainer redden, dat lijkt me iets dat alleen maar toe te juichen is.

Ik kom de laatste tijd af en toe in Leeszaal Rotterdam West. Ik heb er een paar maanden geleden een blogstukje over geschreven, dat je denk ik wel gelezen hebt. En er stonden ook artikelen over in het Bibliotheekblad en op bibliotheeksites, dus je bent neem ik aan op de hoogte van het idee erachter. Dat idee is veel breder dan alleen het ruilen van boeken, zoals ook het idee achter de 'echte' bibliotheek breder is dan alleen het uitlenen van boeken. Bij de Leeszaal gaat het ook om de ontmoetingsfunctie, de bijdrage aan de saamhorigheid van een zeer diverse wijk, het is een plaats waar ZZP-ers uit de buurt elkaar kunnen ontmoeten, waar films te zien zullen zijn, waar auteurs komen voorlezen, waar vergaderd kan worden, waar kleine congressen kunnen worden gehouden. Het is allemaal nog in opbouw en of het lukt weet niemand, maar veel mensen geloven erin en doen er hun best voor. Misschien is het nog eens iets voor een volgend blogstukje, maar nu wil ik het, naar aanleiding van wat jij schreef, alleen hebben over de 'collectie'. Ik zet het maar even tussen aanhalingstekens, want van jou mag het vast geen collectie heten, omdat er geen gedachte achter zit. En ja, het is een zootje ongeregeld. Er zit geen lijn in, geen systeem, er is geen plan voor gemaakt. Het zijn simpelweg boeken die iemand niet meer wil hebben. Met een paar tegelijk naar de Leeszaal gebracht, soms een plastic tasje vol, soms per doos, soms een groot deel van het boekenbezit van iemand die overleden is. Er zitten stokoude boeken bij maar ook veel recente, zo te zien maar een keer of zelfs helemaal niet (want nog in de krimpfolie) gelezen. Iemand zal gedacht hebben: ik zal het zelf niet meer lezen, weggooien is zonde maar in m'n kast hoef ik het ook niet, dus dit is een mooie manier om er vanaf te komen en zo heeft een ander er misschien nog wat aan.

Het is precies hetzelfde als de little free libraries, maar dan op grotere schaal. En wat die vakantiebieb van de ANWB doet, dat is natuurlijk ook hetzelfde. En er zit wel degelijk een gedachte achter en wel deze: wat de een niet meer hoeft, daar kan een ander nog plezier van hebben. Niet alles hoeft diep overdacht te zijn, niet over alles hoeft vergaderd te worden. Sommige ideeën komen spontaan op. En van mij mag je elke verzameling boeken een bibliotheek noemen. Je hebt 'de' bibliotheek en je hebt allerlei andere bibliotheken en bibliotheekjes. De ANWB noemt hun ruilkast trouwens 'Vakantiebieb' en 'bieb' is een woord dat een 'echte' zichzelf respecterende bibliothecaris nooit gebruikt, is mij ooit verteld. Dus dat moet zéker mogen. Bij de Leeszaal gebruiken ze het woord bibliotheek ook niet, heel goed beseffend dat ze dat niet zijn.

En weet je wat raar is? Naarmate zo'n ongestructureerde collectie groter wordt, komt er vanzelf meer lijn in. Steeds meer auteurs raken vertegenwoordigd, je kunt de 'spannende boeken' er tussenuit vissen en dan heb je zomaar een spanningskast. Iemand schenkt een paar dozen Franse boeken en dan heb je ineens een afdeling Franse literatuur. En weet je wat leuk is? Mensen nemen iets mee en geven er iets anders voor terug en zo is de 'collectie' steeds in beweging zonder dat je er geld voor hoeft uit te geven.

Tot slot even over die gedachte die achter de collectie zit bij de 'echte' bibliotheek. Ik neem onmiddellijk aan dat die er is, maar ik weet óók dat boeken die tien jaar oud zijn meestal gedachteloos op grond van hun leeftijd uit de collectie gehaald worden. Zo kun je dus meemaken dat je van een schrijver die al vele jaren schrijft en die je nu eens wilt leren kennen, zoals ik dat onlangs had met Paul Auster, zijn oudere werk maar met moeite kunt bemachtigen omdat Bibliotheek Rotterdam op de bovenste planken de boeken frontaal wil plaatsen en er daarom maar weer eens een rondje afschrijven tegenaan heeft gegooid. En, met alle respect en liefde die ik mijn hele lezende leven al voor de bibliotheek voel, ik vind dat je dan toch een beetje bescheiden moet zijn over die 'gedachte' achter je collectie.

Met hartelijke groet, schrvrdzs


Op de foto een kleine selectie uit de 'collectie' spannende boeken van Leeszaal Rotterdam-West, gevonden op hun facebook-pagina.

zondag 3 februari 2013

Rotterdam 2013-2


















Op 31 januari werd Leeszaal Rotterdam-West, waar ik eerder al iets over schreef officieel geopend. Omdat het Gedichtendag was, werden er gedichten voorgelezen. Dichters uit de buurt en andere wijkbewoners lazen uit eigen of andermans werk. 'Andermans werk' liep uiteen van Guido Gezelle tot Riekus Waskowsky, 'eigen werk' was onder andere een lang gedicht van Eddy Elsdijk en een door twee zusjes van elf geschreven gedicht over lezen. De tweelingzusjes lazen het samen voor, om de beurt een zin en ook een paar zinnen samen, en ik herinner me dit stukje:

Soms is het boek spannend
Soms is het saai
Dan pak ik een ander
En ben ik weer blij.

Het leuke hieraan was dat saai en blij op elkaar rijmden. En dit is géén kritiek, integendeel.

Foto hier gevonden.

vrijdag 18 januari 2013

Wat ik las 74

Man in het duister van Paul Auster is een roman maar bevat ook een verhaal en een essay en misschien is het ook nog te beschouwen als een brief. Dit is typisch Auster, voor zover ik hem inmiddels ken. Een caleidoscopisch boek, met zijpaden en verschillende lagen, een boek waarvan je niet goed weet wat nou eigenlijk de kern is. Of misschien zijn er meer kernen. Of misschien is het een soort ui die je kunt blijven afpellen om uiteindelijk niets over te houden, wat niet geeft omdat de schillen interessant waren.

Hoofdpersoon van het boek is August Brill. Of is hij alleen de verteller? Daar heb je het al. Misschien moet je degene die in het boek nauwelijks voorkomt maar die wel de reden of de oorzaak of de achtergrond, of hoe ik het moet noemen, van het boek is, wel de hoofdpersoon noemen. Misschien is er geen hoofdpersoon. (Heeft een boek altijd een hoofdpersoon? Daar heb ik nog nooit over nagedacht eerlijk gezegd.)

Het is nacht en August Brill ligt wakker. Hij is 72, was vroeger literatuurcriticus en woont bij zijn dochter. Zijn vrouw is nog niet zo lang geleden gestorven en daarna heeft Brill een auto-ongeluk gehad waardoor hij nu met een kruk moet lopen. Zijn dochter Miriam heeft hem toen hij uit het ziekenhuis kwam gevraagd bij haar te komen wonen. Zelf is ze ook alleen, na een scheiding. Ook Brills kleindochter en dochter van Miriam, Katya, woont in dat huis sinds de dood van haar vriend. Miriam is ergens in de veertig, Katya begin twintig (precies weet ik het niet meer). Het is dus een huis vol verdriet en door dat verdriet kan August ook deze nacht niet slapen. Hij probeert zijn gedachten af te leiden door een verhaal te bedenken. Dat verhaal sleept je als lezer zo mee dat je vergeet dat je eigenlijk over Brill aan het lezen bent. Ineens kom je dan weer bij hem terecht en denkt: o ja.

Het verhaal dat Brill zichzelf vertelt heeft een eigen hoofdpersoon: Owen Brick, een goochelaar uit New York, die op een ochtend wakker wordt in een kuil in een hem onbekend gebied. Hij blijkt te zijn terechtgekomen in een 'parallelle' wereld, het is wel Amerika en (zo hoort hij later) Bush is de president, maar van een oorlog in Irak is niets bekend. Er is een burgeroorlog aan de gang en een deel van de Amerikaanse staten heeft zich afgescheiden. Er zijn miljoenen doden gevallen. Brick blijkt uitgekozen te zijn om aan deze toestand een einde te maken. Hem wordt verteld dat alles de schuld is van de man die het allemaal in zijn hoofd heeft zitten. Als die man wordt vermoord zal de oorlog voorbij zijn. Brick zal dat moeten doen. Hij verzet zich ertegen, maar lijkt uiteindelijk toch toe te geven omdat hij en zijn vrouw, als hij weer terug is in zijn oude leven, met de dood bedreigd worden. Maar voor hij de man die hij moet vermoorden, en die August Brill heet, bereikt heeft komt hij om bij een ontploffing. Hij is dan in het huis van een vrouw die een onbereikbare jeugdliefde van hem was en die in beide werelden aanwezig blijkt te zijn. Dit klinkt misschien allemaal wat vreemd en dat is het ook wel, maar als verhaal vond ik het voldoende overtuigend.

Soms raakt Brill door lichamelijke ongemakken uit zijn verhaal en denkt hij aan andere dingen. Bijvoorbeeld aan de films die hij met Katya bekeken heeft. Katya zat op de filmacademie maar is daar mee gestopt na de dood van haar vriend. Samen met haar opa bekijkt ze elke dag een aantal films, om de beelden in hun hoofd niet te hoeven zien. Over die films heeft Katya een theorie die ze haar opa verteld heeft (dit is wat ik een essay zou willen noemen) en waar hij nu aan terugdenkt. Het gaat over het belang van voorwerpen in films en Brill bedenkt zelf een nieuw voorbeeld daarvan, dat hij aan Katya wil vertellen.  Het gaat over een horloge in een Japanse film. In die film komen twee uitspraken voor, die misschien als de kern van het boek te beschouwen zijn. Als het een kern heeft.

Er volgt een lange stilte, dan kijkt het meisje haar schoonzus aan en zegt: 'Het leven is één grote teleurstelling, hè?' Noriko kijkt het meisje aan, en met een afwezige blik in haar ogen antwoordt ze: 'Ja, dat is het.'

Later op die dag geeft de schoonvader van Noriko haar het horloge van haar overleden schoonmoeder. Het meisje is de weduwe van zijn zoon en hij vindt dat ze moet hertrouwen.

'Ik wil dat je gelukkig wordt,' zegt de oude man.
Een kort zinnetje en Noriko stort in, verpletterd door het gewicht van haar eigen leven. 'Ik wil dat je gelukkig wordt.'

Later in het boek denkt Brill weer aan dat 'Het leven is één grote teleurstelling' en 'Ik wil dat je gelukkig wordt.' Ik weet niet meer of hij het denkt in verband met Miriam of met Katya, maar dat doet er ook niet toe, hij wil het ongetwijfeld voor allebei.

De vraag is dan: kan dat? Dat het leven enerzijds een grote teleurstelling is maar dat je desondanks gelukkig wordt? Het boek beantwoordt die vraag niet. Je zou kunnen denken dat Auster wil zeggen: nee, het kan niet. Want wat je nog meer te lezen krijgt is zó verschrikkelijk dat het alle hoop op geluk de bodem lijkt in te slaan. Ik vertel niet wat het is omdat wie het boek nog gaat lezen niet al aan het begin moet weten wat je pas aan het einde te horen krijgt. Als lezer word je er hevig door geschokt en je begrijpt dat het voor de betrokkenen in het boek noodzakelijk is om hun gedachten zoveel mogelijk op iets anders te richten, bijvoorbeeld op verhalen en films, om door te kunnen leven.

In de nacht dat alles zich afspeelt vindt ook een gesprek plaats tussen Brill en Katya. Katya kan evenmin slapen en hoort lawaai in de kamer van haar opa, die iets laat vallen, en komt naar hem toe. Ze komt naast hem in bed liggen en hij vertelt haar over zijn huwelijk met Sonia, van wie hij gescheiden was maar met wie hij later weer is gaan samenwonen en van wie hij veel hield, en die nu dood is. Uiteindelijk valt Katya in slaap. Als het ochtend is komt Miriam de kamer binnen. August stelt voor om ergens te gaan ontbijten, met roerei met spek, wentelteefjes en en pannenkoeken.

Dat plan voor een ontbijt leek me een vorm van hoop. Dat het misschien tóch kan, in deze wereld gelukkig worden. Een bescheiden hoop, want hoe gelukkig word je van pannenkoeken, maar toch een klein stukje hoop.

Dan is er ook nog het boek dat Miriam aan het schrijven is. Dat is gewijd aan een dichteres die Brill niet goed vind op een fantastische regel na ('beter dan alles wat ik ooit heb gelezen').

'Welke?' vraagt ze, en ze draait zich om en kijkt me aan.
'"Terwijl de dwaze wereld doordraait."'
Miriam grijnst opnieuw breed. 'Ik wist het,' zegt ze. 'Toen ik dat citaat opschreef, zei ik tegen mezelf: "Dat vindt hij mooi. Het had voor hem geschreven kunnen zijn."'
'De dwaze wereld draait door, Miriam.'
Met mijn kruk in mijn hand loopt ze terug naar het bed en komt naast me zitten. 'Ja pap,' Zegt ze, terwijl ze een bezorgde blik op haar dochter werpt, 'de dwaze wereld draait door.'

Zo eindigt het boek. En daarmee mijn verslag. Op een ding na. Ik dacht dat je het boek misschien ook als brief kunt beschouwen. Een brief aan de familie Grossman, aan wie het is opgedragen, ter herinnering aan hun gesneuvelde zoon Uri. Eerder, toen ik het boek voor de eerste keer gelezen had, vroeg ik me af hoe Auster juist dit boek waar zoveel ellende in voorkomt als troostboek kon bedoelen. Ik heb het nu twee keer gelezen en begin er misschien iets van te vermoeden. Ik hoop dat dat uit het bovenstaande een beetje gebleken is.

Ik vond het het meest indrukwekkende boek dat ik tot nu toe van Auster las.

donderdag 10 januari 2013

Broeders en Zusters

















 

Een tijdje geleden zaten we hier thuis aan de koffie en kregen de slappe lach. Niet zo erg als vroeger op de hbs, maar toch iets wat er op leek. Dat kwam door een non. Ik verzamel plaatjes van voorlezers, voor mijn (sorry, even reclame) nieuwe blogje met voorleeskunst. Een huisgenoot was op de laptop voor me aan het meezoeken en zei: ik heb er hier een met een non. Waarop een andere huisgenoot zei: Non de Ju? En ik: Non Descript? En toen ging het verder over Zuster Lijk en  Zuster Pop (het woord 'zusterpop' komt voor in Nijntje) en Broeder Moord en Broeder Volk. Hoe flauwer het werd hoe harder we moesten lachen. En ik dacht: doen andere mensen zoiets ook wel eens? Zal vast wel, maar je vraagt het ze niet zo snel. Vandaag kreeg ik toch antwoord, in Sunset Park van Paul Auster. Het gaat in dit stukje over een vader die eraan terugdenkt  hoe hij vaak op zaterdagochtend met zijn zoontje ging ontbijten in een restaurantje en daar bijvoorbeeld met hem over honkbal praatte.

en hij genoot van de teams die ze samenstelden met de namen van echte spelers, zoals het lichaamsdelenteam: Bill Hands, Barry Foote, Rollie Fingers, Elroy Face, Ed Head (...), of het financiële team, bestaande uit Dave Cash, Don Money, Bobby Bonds (...). Ja, Miles was als kind dol op dat soort onzin, en als hij begon te lachen, dan was het brullend en niet te stoppen (...).

Ik geef toe dat het niveau hoger is, maar het principe vind ik toch hetzelfde.

Plaatje hier gevonden.

zondag 6 januari 2013

Wat ik las 73

'Iedereen heeft zijn geschiedenis,' zei hij, 'maar het is zelden een belangrijke.' De 'hij' die dit zegt is Frits van Egters, hoofdpersoon in De Avonden van Gerard Reve. Op 22 december begon ik er weer in te lezen, met de bedoeling het op de 31e uit te hebben. Het duurde een paar dagen langer, maar ik heb het weer met genoegen gelezen, nu voor de vijfde keer denk ik. En ik ben het elke keer ietsje beter gaan vinden. Vorig jaar, toen ik vertelde dat ik De Avonden aan het herlezen was, vroeg iemand me of ik het geen overschat boek vond. Ik heb daar toen geen antwoord op gegeven, want ik begon te twijfelen. Of de vraagsteller dit leest weet ik niet, maar hier komt alsnog mijn antwoord: nee, ik vind het geen overschat boek. Ik weet natuurlijk niet of er ergens al te overdreven lof over het boek is geuit, maar als iemand zou zeggen: dit is een heel goed boek dat het verdient  elk jaar herlezen te worden, dan zou ik het daar mee eens zijn. Als ik mij goed herinner zei de vraagsteller er nog bij dat hij het boek wél humoristisch vond. En dat vind ik zelf ook wel, maar hoe vaker ik het lees hoe minder de humor me opvalt. Want het is toch vooral een treurig boek en dát valt me elke keer dat ik het lees juist een beetje meer op.

Het boek navertellen lijkt me niet nodig, wie het niet kent moet het maar lezen of heeft misschien ooit besloten dat niet te doen. Wat me er deze keer vooral in trof is hoe Frits en zijn ouders met elkaar omgaan. Tot elkaar veroordeeld en zich aan elkaar ergerend, maar tegelijk ook met een soort liefde tegen wil en dank. Dat stijgt voor mijn gevoel ver uit boven de gezinssituatie, al is het als sfeerbeeld van een gezin ook zeker geslaagd te noemen. Maar voor mijn gevoel gaat het boek over 'de mens' in het algemeen. De mens die zijn medemens ziet maar niet begrijpt en weet dat hij zelf ook niet begrepen wordt. Die zich ergert aan de ander maar ook aan zichzelf. Die beseft dat die ander ook maar een mens is, net als hijzelf. Die inziet dat het leven zinloos is maar toch probeert er betekenis aan te geven. Die vrienden heeft maar eenzaam blijft. Die elke dag maar weer moet zien door te komen.

De mens met zijn zelden belangrijke geschiedenis, dáár gaat De Avonden over. En dus over onszelf. Althans, zo lees ik het. Het gaat óók over de mogelijkheid tot mededogen met de ander. En natuurlijk bewijst het boek tegelijkertijd dat je van een onbelangrijke geschiedenis belangrijke kunst kunt maken, waarmee het naast alle treurigheid ook troost biedt. Ik hoop het in december weer te lezen.

En nu wordt het tijd om  mijn 'Auster-project' weer op te pakken.

donderdag 3 januari 2013

Rotterdam 2013



















Wat betreft Rotterdamse humor is de Marokkaanse slager/groenteboer geheel ingeburgerd. Gisteren kocht ik tomaten, dadels en een courgette bij hem en zei erbij: 'Ik hoef geen tasje.' 'Zeven euro negentig,' zei de groenteboer.' 'Zonder tasje wordt acht euro.'

Foto hier gevonden.

dinsdag 1 januari 2013

Blogfiliaal






















Een goed 2013 voor jullie allemaal! 

Een nieuw jaar, een nieuw plannetje. 2013 is het Jaar van het Voorlezen en omdat ik voorlezen leuk en belangrijk vind en bovendien af en toe het internet afspeur naar plaatjes van lezers, heb ik bedacht om een weblogje te beginnen met vereeuwigde voorlezers. Een jaar lang elke dag een nieuwe voorlezer plaatsen zal denk ik niet haalbaar zijn, maar misschien ook wel, want het aantal geschilderde lezers lijkt haast oneindig. Maar ik moet ze natuurlijk ook nog weten te vinden.

Een beetje reclame zou ik wel leuk vinden, omdat voorlezen veel aandacht verdient. Dus schroom niet.

Schilderij: Martin Baillie, Reading from 'Winnie the Pooh'