Niet alles wat ik van van Amos Oz gelezen heb vond ik mooi. Wat ik wél mooi vond waren tot nu toe Een verhaal van liefde en duisternis, dat vond ik prachtig, en Soumchi (een heel klein boekje). En daar is nu Panter in de kelder bijgekomen. Uit Een verhaal heb ik verschillende stukken verteld aan een huisgenoot, tijdens wandelingen. Bij Een panter in de kelder kreeg ik ook meteen zin in navertellen. Dat komt omdat het verhaal zo sterk is dat je het kunt vertellen in je eigen woorden en het dan toch nog een mooi verhaal blijft. Ook kreeg ik zin om stukjes voor te lezen. Dat komt dan weer omdat de stijl zo goed is dat zelfs een paar uit hun verband gehaalde zinnen de moeite waard kunnen zijn.
Ja, en leg nu maar eens uit waaróm dat verhaal zo mooi is en die stijl zo goed. Of andersom. Of allebei prachtig, wat mij betreft. Ik praat er nu al weer een alinea omheen, en gisteren eigenlijk een heel blogstukje, want ik zou het graag uitleggen maar dat kan ik niet. Je moet het voelen. Of je voelt het niet. Dus er zit voor wie dit leest niks anders op dan het boek zelf te gaan lezen om het dan al dan niet te ervaren. Flauw van me. Ja, dat vind ik ook, maar hier zit ik, ik kan niet anders.
Amos Oz schrijft, voor mij, op zijn best als hij schrijft over jongens van een jaar of twaalf. Dat doet hij in de drie bovengenoemde boeken (al is de hoofdpersoon in Soumchi misschien wat jonger, dat weet ik niet meer). Het zijn slimme jongetjes die veel nadenken, maar die tegelijk nog kinderlijk zijn en niet alles begrijpen van de wereld van de volwassenen. Ze zijn voor mij als volwassene herkenbaar, want ook ik begrijp nog steeds lang niet alles van de wereld. (Het nadenken is minder geworden in de loop der jaren. En zo slim als de jongetjes van Amos Oz ben ik nooit geweest.) In Panter in de kelder is een verteller aan het woord over wat hij vijfenveertig jaar eerder, toen hij 'twaalf en een kwart' was, meemaakte. Af en toe schrijft hij iets waaruit blijkt dat ook voor hem de vragen die hem als twaalfjarige bezighielden niet allemaal beantwoord zijn.
Hoofdpersoon in het verhaal is Profi. Dat is een bijnaam, de afkorting van Professor, en hij heeft die naam gekregen 'vanwege mijn bezetenheid om woorden te onderzoeken', een bezetenheid die hij als hij het boek schrijft nog steeds heeft. Profi woont met zijn ouders in een buitenwijk van Jeruzalem. Op een ochtend blijkt met zwarte verf de tekst 'Profi is een laaghartige verrader!' op het huis gezet te zijn. Profi herkent het handschrift van zijn vriendje Tsjita. Profi, Tsjita en Ben-Choer vormen samen de VOS, een ondergrondse organisatie die zich ten doel heeft gesteld de Engelsen uit Israël te verdrijven. Het is 1947, de staat Israël is nog niet gesticht en de Engelsen voeren het bewind in het gebied. Ze waren aangesteld om de veiligheid te bewaken maar veel inwoners, onder wie de ouders van Profi, zien hen als overheersers die met de Arabische wereld samenspannen.
De jongens verzamelen gegevens over de Engelsen en zijn bezig met het bouwen van een raket die het regeringscentrum in Engeland zal kunnen treffen. Als Profi een keer de tijd vergeet omdat hij op onderzoek is in een grot en daar patroonhulzen vindt, kan hij niet meer op tijd thuis zijn voor de avondklok. Hij neemt een sluiproute door achtertuintjes maar wordt betrapt door een Engelse agent, die hem thuisbrengt. De agent, brigadier Dunlop, is vriendelijk en Profi merkt tot zijn schrik dat hij het eigenlijk wel prettig vindt dat de agent een hand op zijn schouder legt. De brigadier blijkt Hebreeuws te kennen, maar het is bijbels Hebreeuws, wat het gesprek (en de gesprekken die nog zullen volgen) erg grappig maakt. (Vooral voor wie de bijbel een beetje kent vermoed ik.) Hij vraagt Profi of hij naar café Orient Palace wil komen om hem Hebreeuwse les te geven. Hij zal Profi dan beter Engels leren.
Profi krijgt op zijn donder van zijn vader. Zijn ouders waren erg ongerust. Hij krijgt een tijd geen zakgeld en moet vroeg het licht uitdoen en kan dus niet lezen. In het donker denk hij na. Hij erkent dat hij fout is geweest en dat een verstandige Ondergrondse-strijder deze fout nooit zou hebben gemaakt. Contact met de vijand dat niet van de Ondergrondse uitgaat is in het voordeel van de vijand.
Toch gaat hij naar Oriental Palace en de lessen beginnen. Profi ziet het als een goede mogelijkheid om de vijand van dichtbij te observeren en hem gegevens te ontlokken. Inderdaad vertelt brigadier Dunlop hem soms dingen over plannen en over collega's, die Profi als nuttige informatie beschouwt. Aan de andere kant beseft hij dat hij brigadier Dunlop aardig is gaan vinden en dat hij de wederzijdse lessen leuk vindt.
De dag dat de tekst op het huis is geschilderd is Profi alleen thuis. Het is zomervakantie en zijn ouders zijn de hele dag naar hun werk. Hij neemt een kaartje van zijn vader en schrijft daar alle synoniemen en betekenissen van 'verrader' op. Zijn vader gebruikt die kaartjes voor het onderzoek dat hij in zijn vrije tijd doet naar de geschiedenis van de joden in Polen. Profi vindt een briefje dat onder de deur is doorgeschoven en waarop staat dat hij voor de krijgsraad van de VOS moet verschijnen.
Hij wordt onderworpen aan een verhoor van Ben-Choer, die hem eerst prijst en dan het vernietigende 'Wat jammer toch.' uitspreekt. Hij wordt beschuldigd van het aannemen van limonade en wafeltjes, een broodje met worst en een bijbel met het Nieuwe Testament erin, uit handen van de vijand. Alleen het broodje met worst ontkent hij. Hij wordt uit de VOS, die hij ooit zelf heeft opgericht, gezet.
Ben-Choer heeft een zuster van twintig, Jardena. Profi heeft haar een keer, toen hij op het dak de vijand stond te bespioneren, achter het raam gezien terwijl ze zich aan het verkleden was. Hij vindt dat hij haar daar eigenlijk excuses voor moet aanbieden, maar daar is het nog niet van gekomen. Als zijn ouders een keer een nacht elders zullen doorbrengen komt Jardena als oppas koken en slapen in het huis van Profi. Hij maakt berekeningen over het verschil in jaren tussen hen (zeven en een kwart), dat op de duur relatief steeds kleiner zal worden. Jardena kookt heerlijk en geeft hem koffie en laat hem lang opblijven. Als hij in bed ligt hoort hij gekrabbel aan de voordeur en een stem op de gang. Hij denkt dat het een gewonde ondergrondse strijder is, want in hun huis is een la met verbandmiddelen.
Dit zijn zo'n beetje de 'feiten'. Er is nog veel meer, maar dat laat zich lastig samenvatten. De situatie in het Israël dat naar onfhankelijkheid streeft en verlangt, de verschrikkingen van WO II die iedereen in Profi's omgeving diepgaand beïnvloed hebben, zijn vader die zijn liefde voor zijn zoon verpakt in plechtige zinnen en strenge regels, zijn moeder die heimwee heeft naar de Oekraïne van haar jeugd terwijl in diezelfde Oekraïne haar ouders en zus door de nazi's vermoord zijn, de kleermaker meneer Lazarus die op het dak woont en daar met zijn kippen praat, het pakje dat tussen de vele boeken van zijn vader wordt verstopt als er huiszoekingen zijn aangekondigd en waarvan Profi vermoedt dat er springstof inzit.
En de vraag wat verraad is. Profi's moeder zegt: 'Wie van iemand houdt is geen verrader.' Maar klopt dat? Soms krijgt Profi een gevoel alsof er een krijtje op het bord krast, een gevoel van verraad. Hij is trouw aan de VOS, maar voelt ook sympathie voor brigadier Dunlop. Brigadier Dunlop houdt van de joden en hoopt dat ze een eigen staat krijgen, toch werkt hij mee aan de bezetting. Profi verraadt Jardena door naar haar te kijken en daar geen excuus voor te maken, maar het was per ongeluk en hij heeft eigenlijk niets gezien. Profi en zijn moeder glimlachen soms bijna onmerkbaar naar elkaar als zijn vader plechtige beweringen doet.
Zo lijkt het me wel voldoende. Panter in de kelder is enerzijds een jongensboek en gaat anderzijds over diepgaande levensvragen. Het is prachtig geschreven. Lees het. Of lees het niet, maar daar kies je dan zelf voor.
zaterdag 27 oktober 2012
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten