vrijdag 12 oktober 2012
Een standje van de taalpolisie
Op Neder-L las ik een paar dagen geleden een stukje waarin Marc van Oostendorp schrijft:
Er bestaat geen enkel, geen enkel (geen enkel) argument waarom iemand ik vind zou moeten schrijven in plaats van ik vindt.
De twee meestal gebruikte argumenten, namelijk dat het tot verwarring leidt als iedereen maar schrijft zoals hij wil en dat het onbeleefd zou zijn tegenover de lezer, acht hij onterecht. Een derde, meer verborgen argument, dat het dom zou zijn om taalfouten te schrijven, vindt hij ook onzin, want waarom zou het dom zijn als je je niet aan afspraken houdt waar je zelf geen zeggenschap in hebt gehad?
Tot zover ben ik het eigenlijk wel met hem eens. Dat lijkt misschien vreemd, want wie dit blog af en toe leest weet dat ik soms nogal kan zeuren over spellingkwesties. Zelfs Google moest daar een keer aan geloven. Soms ben ik een kommaneuker en ik kan zo bij de taalpolisie, ik ben de laatste om dat tegen te spreken.
Zelf typ ik regelmatig 'ik wordt' en 'hij word' en andere fouten. Meestal haal ik die er later nog wel uit, maar ik heb ook heel wat mails verstuurd waarin ze zijn blijven staan. Ik zit daar niet zo mee, ik vind het wel een beetje stom van mezelf, maar ik ga ervan uit dat de lezer van mijn mail er niet over valt. En als hij of zij dat wel doet, dan is er waarschijnlijk iets mis in onze verstandhouding.
Fouten van het type 'ik wordt' en 'hij word' worden, zo is uit onderzoek gebleken, vaker gemaakt dan andere fouten in het werkwoord. De verklaring zou zijn dat wordt en word hetzelfde klinken. Het geldt vast ook voor geld en leid en wend en bedenk er zelf nog maar een paar. Dat lijkt me logisch. 'Ik koopt', dat zégt een Rotterdammer weliswaar gerust, maar opschrijven zal hij het niet snel. En voor 'hij zeg' gaat hetzelfde op. En ook met alle andere werkwoorden waarvan de stam niet op een d eindigt wordt zelden een fout gemaakt in de persoonsvorm. Het is dus blijkbaar in feite simpel, want anders ging het wel vaker mis. Het gaat op gevoel. 'Hij loop', dat klinkt niet. 'Ik werkt' evenmin. Dat weet ook een Rotterdammer, als hij een mail aan het schrijven is. Maar 'ik wordt' en 'hij vind', daar hoor je niks geks aan. En blijkbaar heeft dat invloed op hoe je het schrijft.
Ik vind, net als de schrijver van het stukje, dat je het recht moet hebben om af en toe 'ik vindt' te laten staan. Dat je dan niet de taalpolisie op je nek hoort te krijgen en dat mensen je niet stiekem dom horen te vinden. En dat vind ik niet alleen voor mezelf, maar voor iedereen. Iets schrijven moet vaak snel, je kunt er niet altijd voor gaan zitten om eventuele fouten eruit te vissen. Zolang maar duidelijk is wat je bedoelt, is het goed.
Maar ik vind dat alleen voor persoonlijke teksten: mails, brieven, blogs, twitterberichten. Voor 'officiële' teksten denk ik er anders over. En met officieel bedoel ik bijvoorbeeld artikelen in de krant, advertenties, mededelingen van de school van je kind, blogs van de bibliotheek. De scheidslijn tussen persoonlijk en officieel is niet precies te bepalen maar je voelt toch wel zoiets aan. En met officieel bedoel ik ook: boeken. En ik heb er twee argumenten voor die Van Oostendorp niet noemt. Wat betreft de krant, de school en de bibliotheek vind ik dat je in elk geval in die sectoren taalgebruik zou moeten aantreffen dat aan de regels voldoet. Over die regels valt te twisten en het is ook nuttig om dat af en toe te doen. Taal is dynamisch en verandert voortdurend. Soms worden de regels zo massaal genegeerd dat je ze maar beter kunt afschaffen. In het gewone verkeer zou dat misschien gevaarlijk zijn, in het taalverkeer loop je er geen enkel risico mee.
Maar zolang bepaalde regels er nog zijn en kinderen en inburgeraars ze op school moeten leren, is het belangrijk dat tenminste de krant, de school en de bibliotheek foutloos Nederlands laten zien. Zo oefen je als lezer ongemerkt op het juiste woordbeeld. Denk ik. Als je het nog niet precies weet en de ene keer 'ik word' en de andere keer 'ik wordt' ziet staan, dan raak je in verwarring en doe je zelf ook maar wat. Dan schrijf je een sollicitatiebrief met fouten en dan nemen ze je niet, ook al vindt Marc van Oostendorp dat je het volste recht had om 'ik vindt dat deze baan precies bij mij past' te schrijven. Wat mij betreft voeren we de regel in dat na een d nooit meer een t hoeft omdat je hem toch niet hoort. Als dat makkelijker zou zijn, wat ik niet kan overzien, maar dat is vast wel uit te zoeken, waarom dan niet. Maar zover is het nog niet. Tot die tijd moeten er goeie voorbeelden zijn van hoe het 'hoort'.
En er is nog een argument. Dat vind ik zelf het belangrijkste. Het geldt ook voor krant, school en bieb, maar vooral voor boeken. Een taalfout leidt af. Als ik een verhaal lees waar ik helemaal 'in' zit en er staat een taalfout in, dan ben ik meteen afgeleid. Ik ga dan over die fout zitten denken, of het inderdaad een fout is en hoe het eigenlijk zou moeten. Ik ben dan de draad kwijt van het verhaal en dat ergert me. En ik ben vast niet de enige.
Schrijvers hebben het volste recht een manuscript in te leveren met taalfouten. Maar dan komen de kommaneukers in actie om die fouten eruit te halen. Zodat de lezers er niet door afgeleid worden en zodat wat de schrijver wil zeggen zo goed mogelijk overkomt. Ook dát recht heeft een schrijver.
Taal is het voertuig van wat de schrijver wil zeggen. Dat voertuig moet soepel lopen. Niet dat de taal niet mag schuren of botsen of verrassen. Maar dan heb je het over stijl. Een taalfout in een verhaal werkt als een kras in een grammofoonplaat. Of als een valse noot in een muziekstuk. De magie is even weg. En dat is zonde.
Plaatje hier gevonden.
Labels:
taal,
taalfouten
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Ha Schrijver,
BeantwoordenVerwijderenMaar als je haast hebt, dan schrijf je toch niet 'ik vindt'?
Groet, Anna
Ha Anna,
BeantwoordenVerwijderenJe hebt weer eens helemaal gelijk. Dan schrijf je 'hij vind'.
Groet, schrvrdzs