maandag 29 oktober 2012
Meligheid kent geen tijd
Ik schreef onlangs over oud-collega F. dat hij van taalgrapjes hield. Dat wist ik omdat hij een tijdje op dezelfde afdeling heeft gewerkt als ik. Hij ruimde daar op. F. zette de boeken in de kast en ik haalde ze er weer uit. En daarna zette F. ze er weer in. Een soort perpetuum mobile. Ik moet ineens aan de (Rotterdamse?) uitdrukking 'we zijn hier niet van de werkverschaffing!' denken. Daar lijkt het wel een beetje op, maar zo was het toch niet, gelukkig. Want nadat ik ze eruit gehaald had werden die boeken eerst door mensen in zorginstellingen gelezen en pas daarna zette F. ze weer terug en kon ik ze voor een nieuwe collectie gebruiken.
Als F. boeken aan het opruimen was had hij er plezier in om af en toe titels of auteursnamen te verhaspelen. Toen hij met pensioen ging heb ik daarom een klein toespraakje gehouden waarin ik dat aanhaalde. Wij gaven collega's die op onze afdeling gewerkt hadden en weggingen een (voor de gelegenheid) afgeschreven groteletterboek mee dat een beetje toepasselijk was. Bijvoorbeeld toen Marijke vertrok, toen gaven we haar de Marijke-serie van Cissy van Marxveldt in grote letter mee. Het klinkt flauw en dat was het natuurlijk ook, maar het hoorde er zo bij.
Aan F. had ik, zo sprak ik hem toe, een boek van Annie Oosterbroek-Dutschun kunnen geven. Omdat hij haar altijd Annie Oosterbroek-Piepschuim noemde. Of eentje van L. Vroegop-Zandbergen, omdat hij die met Laatop-Grindheuvels aanduidde. Maar ik had gekozen voor een boek van Joh. G. Veenhof. Omdat ik daar de leukste herinnering aan had.
Op een keer was ik bezig een collectie te maken en F. liep elders tussen de kasten op te ruimen. Ik hoorde hem zeggen 'mensen die in een voud leven'. Ik vroeg: wat zeg je? En hij herhaalde het. Wat zég je nou toch? Mensen die in een voud leven. En toen snapte ik het eindelijk: Mensen die in eenvoud leven. Een titel van Veenhof.
Tussen een andere collega en mij is dit nog lang spreekwoordelijk gebleven. 'Ik wou dat ik in een voud leefde,' verzuchtte mijn collega soms. En ik begreep precies wat ze bedoelde.
Klinkt dit vreselijk melig? Ik vrees van wel. Maar F. kon ook leuk vertellen over reizen en boeken en concerten en hij tekende mooie cartoons er was een gedichtenbundel van hem gepubliceerd. Ik bedoel maar.
(Op de foto zie je een stukje van het magazijn waar F. en ik werkten. Vroeger, toen alles nog leuk was. Dat is ook een boektitel trouwens.)
Labels:
taal
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
De melige geit van in 'n voud leven zou aan Seth Gaaikema ook zeker besteed zijn geweest. Die kwam ik onlangs op een station tegen en zoals dat gaat met mensen die je lang niet (op tv of echt) zag, dacht ik nadat ik hem groette: waar ken ik die eigenlijk ook alweer van? Hij herkende die blik en zei: ja hoor, hij is het. Nu de naam nog!
BeantwoordenVerwijderenHa AvA,
BeantwoordenVerwijderenJa, Seth Gaaikema, dat is lang geleden... Leuk, zoals hij reageerde op jouw begroeting. Ik vond hem altijd een beetje flauw, als ik het me goed herinner. En denk nu ineens 'ik zag een hinde lopen'. Wat is het geheugen toch wonderlijk.
Groet, schrvrdzs
Deze zomer heb ik het genoegen gehad om F nog twee maal te ontmoeten, ik kan vertellen hij is nog even melig (en aardig)
BeantwoordenVerwijderenHa Aagje,
BeantwoordenVerwijderenFijn dat te horen. Doe hem bij een volgende gelegenheid maar eens de groeten van me.
Groet, schrvrdzs