WELKOM OP MIJN WEBLOG

Dit blog is in de loop der jaren veranderd. Ooit ging het vooral over de bibliotheek, nu gaat het meer over lezen en taal. (Wie denkt: de bibliotheek gaat toch óók over lezen en taal, ziet dat anders dan ik.) Ooit werd het elke dag bijgehouden, nu minder regelmatig. Wat hetzelfde gebleven is: opmerkingen zijn van harte welkom.

woensdag 31 maart 2010

Wat ik las 42

Waarschijnlijk is Hemelsleutels van Tania Heimans het eerste boek dat ik heb uitgelezen uit solidariteit met de hoofdpersoon. Mijn vader (die het vermoed ik was gaan lezen vanwege een recensie in de NRC waarin het een 'droomdebuut' en een 'prachtige roman' werd genoemd) vond het een vreselijk boek en legde het weg. Een van mijn dochters (aan wie ik het gegeven had omdat ik er iets, ik weet niet meer wat, over had gelezen en dacht dat het wel een boek kon zijn dat haar zou bevallen) vond het goed. Ik was daarom wel benieuwd wat ik er zelf van zou vinden. Ik voelde af en toe ook beslist die neiging het weg te leggen, maar las het toch uit. Niet omdat ik het zo'n goed boek vond (want dat vond ik het niet, al vond ik het ook zeker niet slecht), maar vooral omdat ik over de hoofdpersoon dacht: als zij het jaren heeft volgehouden kan ik toch wel een paar uur doorzetten. Het leek of ik haar in de steek zou laten als ik niet doorlas (onzin natuurlijk, maar zo voelde het toch).

Het verhaal speelt in de jaren '70. De hoofdpersoon is Linde, een meisje dat aan het begin van het verhaal zes wordt en aan het eind ervan acht is. Het perspectief van het verhaal is dat van Linde, zij vertelt het a.h.w., dus de zinnen zijn kort en zij begrijpt niet alles wat de lezers begrijpen. Vlak na Lindes zesde verjaardag springt haar depressieve moeder van het balkon (en komt terecht tussen de hemelsleutels in de tuin beneden) als Linde met haar alleen thuis is en beloofd heeft op haar te letten. Linde blijft achter met haar vader en de hond Boeddha en met schuldgevoelens omdat ze niet goed genoeg op haar moeder heeft gelet (ze was net even gaan theezetten toen haar moeder sprong). Haar vader slaapt lang uit, schildert, drinkt en neemt zijn naaktmodellen mee naar bed. Linde is de enige die af en toe de hond uitlaat; verder poept die in de gang op een krant. Een van de vriendinnen van haar vader heeft een geestelijk gehandicapt dochtertje dat het leuk vind om de drollen van Boeddha in de biezen matten te wrijven (een van de scènes waarbij ik de neiging voelde met het boek te stoppen) waardoor Linde goed moet opletten om ze bijtijds in de vuilnisbak te kunnen gooien.

Linde gaat naar de Vrije School en vertelt daar op haar eerste schooldag een schuine mop waar haar vader altijd veel succes mee heeft. De ouders van haar moeder, opa en oma Kroos (door haar vader 'de Kroosjes' genoemd) willen dat ze bij hen komt wonen, maar haar vader staat slechts één bezoekje per maand toe. Onder Linde en haar vader woont de andere oma, oma Sytalis, die aan het dementeren is en verzorgd wordt door een verpleegster. Linde kan goed met oma opschieten en gaat stiekem naar haar toe als Ada (de verpleegster) er niet is. Oma heeft enkele lijfspreuken, zoals 'Ik ben een keurig getrouwde vrouw' en 'Gewoon negeren dat mens'.

Haar vader hoopt beroemd te worden met zijn schilderijen en als dat maar niet lukt schrijft hij een liedje dat door een van zijn vriendinnen gezongen wordt en waar hij een singletje van laat maken dat hij naar een aantal radiostations stuurt. Hij heeft daarna de hele dag vier radio's tegelijk aanstaan op verschillende zenders, om te horen of het liedje gedraaid wordt (wat niet het geval is).

Tussen de volle vuilniszakken, de drollen en de gaande en komende vriendinnen die naakt door het huis lopen, en op een dieet van salami en afhaalchinees, weet Linde zich staande te houden en begrip voor haar vader op te brengen. Zij weet ook nauwelijks hoe een ander leven eruit zou kunnen zien.

Er volgt nog meer ellende: Grote Henk, een broer van haar vader, misvormd omdat hij een keer van de trap is gevallen, zal Linde een keer naar school brengen met de auto, maar neemt haar mee naar het havengebied en verkracht haar. Linde ziet het als een boetedoening omdat ze niet op haar moeder gelet heeft. Het idee van boete doen is bij haar opgekomen door Hanneke, haar (christelijke) vriendinnetje, die haar over het offer van Abraham heeft verteld.

Linde wordt erg ziek en komt in het ziekenhuis. Ze blijkt hepatitis-B te hebben en men probeert uit haar te krijgen wat er gebeurd is, maar Linde vertelt niets. Als de dokter tenslotte vraagt of ze in het speeltuintje vlakbij haar huis wel eens injectiespuiten heeft gezien en zich daar misschien aan heeft geprikt, geeft ze dat toe, hoewel ze daar nooit speelt. Er komt een foto van haar in een krant, bij een stuk van de actiegroep die drugsgebruikers de buurt uit wil hebben.

Aan het eind van het boek komen er mensen van de kinderbescherming aan de deur. Daar moeten de Kroosjes voor gezorgd hebben. Boeddha is inmiddels dood en het huis zit vol vlooien. De vuilniszakken zitten vol maden. Hoe het precies afloopt is niet helemaal duidelijk. Wel blijkt dat fantasie en werkelijkheid voor Linde inmiddels door elkaar zijn gaan lopen en dat je daar als lezer in mee bent gegaan, wat ik verrassend vond.

De 'kinderlijke' stijl begon me op de duur te hinderen, al zou ik niet weten hoe het anders had gemoeten. De manier waarop Linde de wereld zag kwam wel overtuigend over. En Linde 'als persoon' was een heldin die ik als lezer niet in de steek kon laten, wat toch wel iets zegt over de manier waarop ze is neergezet.

Voor mij had het boek iets extra's omdat het zich in de buurt waar ik woon afspeelt. De straten ken ik, het speeltuintje (dat inmiddels weg is) kende ik, de achtiegroep herinner ik me, het verhaal over het bombardement van de dierentuin, waar oma Sytalis het vaak over heeft, kende ik ook.

1 opmerking:

  1. Ik ken het boek niet maar het verhaal klink als "De kunst om in koor te huilen" van Jepsen. De vanzelfsprekendheid waarmee een kind de meest verschrikkelijke dingen verteld omdat het niet anders kent.

    BeantwoordenVerwijderen