Na Job las ik van Joseph Roth Rebellie. Heel anders, maar ook erg mooi. En misschien ook weer niet zó anders, omdat ook dit boek gaat over een eenvoudige man die veel ellende te verduren krijgt. Maar 'typisch joods' kun je dit boek niet noemen.
De Oostenrijker Andreas Pum heeft in de eerste wereldoorlog een onderbeen verloren en is ondergebracht in een sanatorium. Als hij om zich heenkijkt vindt hij dat hij er nog niet zo slecht is afgekomen. Bovendien heeft hij een onderscheiding gekregen. Als hij het sanatorium kan verlaten krijgt hij een vergunning om met een draaiorgeltje langs de huizen te gaan.
Andreas woont in een pension waar hij alleen maar een bed heeft en haalt geld op met zijn draaiorgeltje, dat hij op zijn rug draagt. Omdat hij oorlogsinvalide is en een onderscheiding op zijn borst heeft, zijn de mensen hem goed gezind. Een weduwe, wiens overleden man nog niet begraven is, vraagt hem een droevige melodie ten gehore te brengen. Korte tijd later trouwt Andreas met de weduwe, die een dochtertje van vijf heeft, en trekt bij haar in. Ze kopen een ezeltje om het draaiorgel te dragen en Andreas voelt zich een geluksvogel.
Elders in de stad speelt zich iets anders af. Meneer Arnold, een succesvol zakenman met een toegewijde echtgenote en twee kinderen, is niet tevreden met zijn bestaan. Hij heeft een oogje op zijn secretaresse en op een dag probeert hij haar te omhelzen. Het meisje wijst hem verontwaardigd af en later komt haar verloofde verhaal halen. In opgewonden toestand zwerft meneer Arnold door de stad. Hij komt langs een gebouw waar een bijeenkomst van oorlogsinvaliden gehouden wordt en richt in gedachten zijn woede op hen: zij zijn de schuld van alles wat misgaat.
Dan kruisen de wegen van Andreas en Arnold elkaar. Meneer Arnold neemt de tram om naar huis te gaan en staat in de deuropening. Andreas wil de tram instappen en kan met zijn krukken maar met moeite langs meneer Arnold. Arnold begint te schelden op de oorlogsinvaliden, Andreas slaat met zijn kruk, de conducteur bemoeit zich ermee en er komt ook een agent bij. Andreas lijkt alle schuld te hebben. Zijn vergunnig wordt door de agent meegenomen. Als hij naar huis gaat heeft hij nog hoop dat tenminste zijn vrouw hem zal begrijpen en steunen, maar nee, ze scheldt hem uit voor 'ellendige mankepoot' en hij brengt de nacht door bij het ezeltje in de stal.
Zijn vrouw stort zich in de armen van de buurman die altijd al belangstelling voor haar had, het ezeltje wordt verkocht en Andreas komt voor zes weken in de gevangenis. Daar denkt hij na over zijn leven en dient een verzoek in om door het raampje van zijn cel de vogels te mogen voeren, wat helaas niet binnen de regels blijkt te vallen. Als hij vrijkomt gaat hij, in zes weken grijs geworden, terug naar zijn oude pension. Een vroegere werkloze kamergenoot van hem heeft inmiddels een succesvol bedrijf opgezet: hij verzorgt de toiletten in café's e.d. en verkoopt daar ook dingen (die hij deels gestolen heeft). Andreas kan voor hem gaan werken en hoewel hij vaak zit te dromen mag hij vanwege de oude vriendschap zijn baantje houden.
Het boek heeft een stijl en sfeer die mij zeer bevielen. Van Joseph Roth las ik een jaar of vijf geleden al eens Radetzkymars, maar er zijn nog meer boeken van hem vertaald, waar ik t.z.t. eens naar op zoek zal gaan.
zaterdag 6 december 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten