Hier in huis zwierf Oud en Eenzaam van Reve. Een afgeschreven bibliobusexemplaar, en dat afschrijven was in dit geval wel terecht, het boek zit vol vlekken en is letterlijk stukgelezen, er staan stempeltjes in van september 1978 tot oktober 1987 en ook daarna is het vermoedelijk nog jaren uitgeleend. Op (weer
eens) een moment van 'niets te lezen voor in bed' pakte ik het en begon erin,
verwachtend dat ik het eerder gelezen zou hebben. Misschien is dat inderdaad
het geval, maar misschien ook wel niet, want ik herinnerde me er helemaal niets
van, geen enkele regel of gebeurtenis.
Reve begint, zo vertelt hij in de
Proloog, op 7 juni 1976 aan dit boek te schrijven. Hij is dan, want hij is van
14-12-1923, tweeënvijftig. Oud zou ik de hoofdpersoon van het boek (die veel
gemeen lijkt te hebben met de schrijver maar natuurlijk niet met hem
vereenzelvigd moet worden) daarom niet
willen noemen, eenzaam daarentegen wel. Dat is wat het boek mij langzaam maar zeer zeker
duidelijk maakte: hoe eenzaam de hoofdpersoon is. Af en toe dacht ik al lezend:
dit boek gaat vooral over eenzaamheid, en realiseerde me dan: ja allicht, dat
staat niet voor niks in de titel. En vergat dat vervolgens weer en dacht het
een tijdje later opnieuw. Uit de Proloog had ik het ook al kunnen opmaken en
uit het daar nog vóór opgenomen gedicht Alone
van Edgar Allan Poe eveneens. Maar dat begreep ik pas na afloop. Waarmee ik nog
maar eens wil zeggen dat het de moeite waard is om van een goed
boek zodra je het uit hebt in elk geval de eerste paar pagina's nogmaals te
lezen.
Eerst had ik het nog niet zo in
de gaten, die eenzaamheid. De hoofdpersoon, die Gerard heet, is bezig een
huis te bouwen in Frankrijk en ziet als hij bouwmaterialen gaat ophalen een jongen langskomen op een bromfiets. En
krijgt de bekende gedachten die hoofdpersonen uit romans van Reve wel vaker
krijgen omtrent jongens. Deels romantisch en dweperig, deels fantasieën over
straffen en slaan. Zodat ik dacht: daar gaan we weer, dat weet ik nou wel.
Gerard vermoedt dat de jongen naar een verlaten boerderij daar in de buurt op
weg is en hij gaat hem na een tijdje achterna en bespiedt hem door een kier in
de vloer van de zolder boven de kamer waarin de jongen zich bevindt. Dan gaat
het verhaal elders verder, door herinneringen die op die zolder bij Gerard
bovenkomen. Eerst
lezen we over de periode dat hij in Engeland woonde en daar zowel
met de mannelijke als de vrouwelijke medebewoner van het huis waarin hij een
kamer huurde een relatie had.
Daarna verder terug, naar de tijd dat hij een jaar of tien is en een keer met zijn ouders meegaat naar een communistisch scholingskamp. Daar worden lezingen gehouden door onder anderen de bekende kameraden De Leeuw en De Groot. Kameraad De Leeuw vertelt een verhaal van het soort dat Reve 'communistische pornografie' noemt. Dergelijke verhalen heeft Gerard vaker gehoord en gelezen. Ze gaan over een arbeidersjongen die door kapitalisten gemarteld wordt, bijvoorbeeld door hem aan zijn voeten boven een vuur op te hangen en hem dan te slaan. De jonge Gerard voelt mededogen met zijn 'broertje', maar tot zijn eigen ontreddering windt zo'n verhaal hem ook op en fantaseert hij erover verder. Hij beseft dat dit iets is wat hij nooit aan andere mensen zal kunnen vertellen, omdat die alleen verontwaardiging voelen jegens de kapitalisten die een arbeidersjongen zoiets aandoen.
(Nu ik dit opschrijf denk ik: zou
het door kameraad
De Leeuw en de zijnen, áls het al zo verteld is, symbolisch bedoeld zijn
geweest? Maar voor het verhaal doet dat er niet toe.)
De jonge Gerard voelt zich
schuldig. Het lijkt alsof de jongens gemarteld worden omdat híj dat wil. Tijdens het scholingskamp gaat hij op zondagmiddag
in zijn eentje wandelen. Hij ontmoet een
boerenjongen over wie hij fanatasieën krijgt die door de lezing van kameraad De Leeuw opgeroepen lijken
te zijn. De jongen vraagt hem of hij mee wil gaan kanoën. De verhuurder van de
kano's is een man in wie de lezer een pedofiel herkent. De jonge Gerard krijgt
een reep chocola van hem en voelt een onbestemde maar hevige dreiging. De man
laat hem een fotoboek
zien over vier zeilende jongens, waar niets kwaads in lijkt voor te
komen maar dat Gerard desondanks zeer verontrust.
Uiteindelijk, na nog wat
beangstigende gebeurtenissen tijdens de kanotocht, springt Gerard in het water, zwemt naar de kant en komt
kletsnat in het kamp terug. Daarna verplaatst het verhaal zich weer naar ongeveer
vijfenveertig jaar later in
Frankrijk en verlaat Gerard de zolder en maakt een praatje met de jongen van de bromfiets. Het thema
blijft hetzelfde, banale zinnen aan de oppervlakte, daaronder fantasieën en een gevoel van dreiging. Wie
het werk van Reve kent kan dit zelf invullen, wie het niet kent zal daar zijn
of haar redenen wel voor hebben en kan ik er hier maar beter niet mee lastigvallen.
Wat het lezen van dit boek bij mij teweegbracht
is dat ik dacht:
ik heb Reve's romans misschien wel nooit goed begrepen. Van zijn (vele) brieven heb ik altijd
gehouden, van Op weg naar het einde
en Nader tot u ook, maar zijn andere
romans vond ik (voor zover ik ze ken) vaak een beetje zeurderig en teveel van
hetzelfde. (De Avonden vormt daarop een uitzondering, maar dat heb ik
pas veel later leren kennen dan het meeste wat ik van hem las). Ik heb Reve's
boeken, denk ik nu, veel te veel gelezen als verhalen over een man die verliefd
wordt op jongens, en veel te weinig als romans over fundamentele eenzaamheid.
Dat was misschien nogal dom van me, denk ik nu.
De hoofdpersoon in Oud en Eenzaam heeft het gevoel dat hij
nergens bijhoort en dat hij niemand ooit zal kunnen vertellen wat er in hem omgaat. Dat het
daarbij gaat over wat hij voor jongens voelt en over hen fantaseert, is, denk ik nu, misschien niet het
allerbelangrijkste, maar 'slechts' een effectieve manier waarmee Reve duidelijk
maakt dat ieder mens uiteindelijk alleen is in wat hij denkt en voelt. Dat
werpt voor mij toch wel wat nieuw licht
op zijn werk.
Dat ik van Reve hou heeft ook met
zijn stijl te maken. Soms ergert die me een beetje door het gebruik van ouderwetse termen en zinsbouw, maar vaak vind ik hem
prachtig.
Uit de Proloog:
Als zo dikwijls, komt ook nu mijn eigen
leven mij als onbelangrijk en zinloos voor, en zie ik nergens in dat leven iets
dat groots of heldhaftig genoemd zou mogen worden of dat, in helderheid en
geladenheid, de
kracht zou bezitten van een symbool, dat het zin en duiding zou
kunnen geven.
(...)
Waarom dan beschrijf ik een
leven, waarin ik geen duiding of zin kan ontdekken? Ik zou het niet kunnen
zeggen, of het zou moeten zijn omdat ik hoop, dat de Genade zich door mijn pen
zou kunnen openbaren.
dinsdag 20 november 2012
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten