
Ik vind dat je een schrijver (en daarmee natuurlijk ook jezelf) een tweede kans hoort te geven. Niet dat ik dat altijd doe, maar het is toch een soort principe. Dus wellicht was het daarom dat ik een half jaar ofzo nadat ik Blauwe maandagen had weggelegd Fantoompijn ging lezen. En ik vond het prachtig. Wat een absurd en tegelijk droevig verhaal. En dan die humor. Die beviel me ook enorm.
Dat was dus wel een beetje raar. Was Grunberg veranderd of was ik veranderd? Daar wou ik meer van weten en de beste manier om er achter te komen leek mij het opnieuw lezen van Blauwe maandagen. En dat deed ik. De verandering bleek in mijzelf te zitten, want ik las het nu met groot genoegen uit. Wat een absurd en tegelijk droevig verhaal. En dan die humor. Die beviel me ook enorm. En ik dacht: hoe kan dit? Hoe kan ik in zo korte tijd zo anders over een boek zijn gaan denken? Dat je na 10 of 20 jaar wel eens anders over sommige boeken gaat denken, dat wist ik. Maar na een half jaar, terwijl je voor je gevoel zelf helemaal niet veranderd bent? Dat begreep ik toen niet en ik begrijp het nu nog steeds niet.
En zo was ik ineens een Grunbergliefhebber geworden. En bleef ik hem lezen: De asielzoeker, De joodse messias, Tirza, Onze oom en dat zijn waarschijnlijk niet alle romans die ik van hem las. Ook zijn brieven en reportages las ik.
Inmiddels ben ik helaas niet zo enthousiast meer als na Fantoompijn. En dat komt, denk ik, nu niet omdat ík veranderd ben, maar omdat Grunberg veranderd is. Het keerpunt ligt (voor mij) bij Tirza, waarschijnlijk zijn meest geprezen en meest bekende boek (toneelstuk, film). Tirza beviel me op de een of andere manier niet zo. Ik probeerde dat voor mezelf te verklaren en tegelijk ook goed te praten, want ik wilde eigenlijk graag Grunbergliefhebber blijven. Ik bedacht dit. Grunberg wil laten zien hoe absurd de wereld en het leven zijn en schreef daarom aanvankelijk boeken over absurde situaties. Daar was hij erg goed in. Fantoompijn, De asielzoeker, De joodse messias, ik vond het absurde boeken over absurde mensen in absurde situaties. Zo tragisch als het maar wezen kan, de holocaust is nooit ver uit de buurt, toch moet je vaak (glim)lachen. Maar in Tirza werd dat anders. De mensen werden gewoner, herkenbaarder, minder absurd. Ik dacht: het is vast Grunbergs bedoeling ons langzaamaan te laten ontdekken dat het absurde niet iets van anderen is, maar van mensen zoals wij. Het komt dichterbij, hij bréngt het dichterbij. We gaan misschien onszelf herkennen. En daarom vind ik het boek misschien minder goed, omdat het te confronterend is.
Bij Onze oom dacht ik dat weer. En bij Huid en haar dacht ik het aanvankelijk ook. Maar toch met minder overtuiging. Huid en haar heb ik vorig jaar met sinterklaas gekregen en ik heb het pas onlangs uitgelezen. Ik was er al een paar keer in begonnen maar legde het steeds weer weg. Dat zegt denk ik iets over mijn afnemend enthousiasme over Grunberg. Huid en haar beviel me niet, weet ik nu ik het uit heb. Er zitten tegen het eind een paar mooie stukken in waarin ik wel weer even de Grunberg herkende waar ik zo van hield, maar voor de rest boeide het boek me nauwelijks. Het is, zoals alle boeken van Grunberg, een tragisch boek en ook hier is de holocaust niet ver weg (drie van de personages uit het boek ontmoeten elkaar op een congres over de holocaust). De typische Grunberg-stijl is nog steeds regelmatig goed voor een glimlach. En het verhaal is, welbeschouwd, ook best absurd. Maar dan niet op de idiote manier waar ik zo van hield. Het is een boek over sneue mensen met sneue relaties. Niemand is gelukkig, niemand heeft het naar z'n zin. Seks lijkt een oplossing maar de treurigheid wordt er alleen maar groter van. En zo tobt men voort. En het kan best fijn zijn om daar over te lezen, maar hier vond ik het vooral saai.
Het klopt wel met mijn idee dat Grunberg het absurde van het bestaan steeds dichterbij wil brengen. De mensen in Huid en haar zijn misschien nog net niet helemaal doorsnee, maar ze komen er toch dicht bij in de buurt. (En doorsnee-mensen bestaan natuurlijk ook helemaal niet). Dat zou beklemmend kunnen zijn, maar het deed me niks. Ik dacht: wat een vervelende mensen, ze interesseren me eigenlijk niet.
En nu denk ik: Grunberg is goed in het beschrijven van idiote, absurde situaties, maar 'gewone' mensen, die weet hij niet overtuigend tot leven te brengen.
Dit is een voorlopig oordeel. Ik blijf hem toch nog maar een tijdje lezen. Oude liefde roest wel, maar niet zo snel.
Een samenvatting van Huid en haar is onder andere hier te vinden.