
Op de middelbare school had ik enkele jaren een leraar Nederlands die af en toe zei: 'Taal Is Geen Algebra!' Hij zei het niet zozeer, hij riep het en zette zijn woorden kracht bij door bij elk woord een harde klap op de oliekachel in de hoek van het lokaal te geven. Ik ben het dan ook nooit vergeten. En jarenlang heeft het me gehinderd. Want wat bedoelde mijn leraar? Dat je in een opstel geen haakjes mocht gebruiken, dát wou hij ons bijbrengen. En heel lang heb ik het niet gedurfd om in een brief met haakjes te werken. Terwijl ik het juist heel graag doe, zoals ik later, toen ik het eindelijk durfde, gemerkt heb. Halve brieven zet ik tussen haakjes als het zo uitkomt. Heerlijk. Dát ik het uiteindelijk gedurfd heb komt door het lezen van Vestdijk. Want die gebruikt haakjes in zijn boeken en toen ik dat ontdekte viel eindelijk, na 30 jaar, de beklemming van dat 'taal is geen algebra' van me af. Wat een opluchting.
(Zo durf ik tegenwoordig, maar nog niet zo erg lang, ook soms een mail met 'ik' te beginnen. Dat dát niet zou mogen zat er nog dieper in dan de algebra. Dat leerde ik thuis, van mijn ouders: 'Wie zijn brief begint met "daar" of "ik" is een grote stommerik.' Nog altijd speelt dat zinnetje door m'n hoofd als ik een mail begin met 'ik'. Maar soms doe ik het. Dit even tussen haakjes.)
Aan 'taal is geen algebra' dacht ik vorige week weer eens terug en ik dacht vervolgens: maar algebra is wel taal. Dat kwam omdat ik bij mijn
voorleeskinderen (het zijn er 2, een jongetje van 6 en een meisje van 8, broer en zus) was geweest. Na het voorlezen en het maken van een woordzoeker kwam er ook nog rekenhuiswerk op tafel. Het meisje, dat in groep 4 zit, had 8 (!) bladen met sommen als huiswerk. Rekenen tot 20, van die in taal verpakte sommen als: Het boek heeft 20 bladzijden, Jan moet er nog 4, op welke bladzij is hij? Later bij mij thuis ontstond meteen discussie of het antwoord 16 of 17 moest zijn, maar ik dacht dat de makers van de som 16 bedoelden. Het meisje A had overigens 24 ingevuld, dus dat was in elk geval niet goed.
Er waren ook sommen met een plaatje erbij dat informatie gaf. Zo zag je een trosje van 3 bananen. De som begon met: je hebt 3 trossen bananen. Daarna at je 2 bananen op en hoeveel hield je er dan over? Het antwoord van A was niet goed en ik vroeg: weet je wat een tros is? Ik weet niet meer wat ze zei, maar het klopte in elk geval niet. En ik besefte: geen rekenen zonder taal, in elk geval niet dit ingeklede rekenen. En ik moest er een beetje van zuchten, maar ik besefte eens te meer hoe belangrijk het is om zoveel mogelijk woorden te kennen.
Plaatje gevonden via Google-afbeeldingen.